‘Na het ongeluk kon ik alleen maar denken: door mij heeft onze zoon voor altijd een litteken’

28.05.2021 11:52
de dag fietsongeluk zoon Beeld: Getty Images

Een grindpad, één stuurfout met de fiets en Joanes zoon Timo belandde in het ziekenhuis.

Joane (29): “Het was een van de eerste warme dagen van het jaar, twee jaar geleden. Timo was vier en zat naast Jenna van twintig maanden op een schapenvelletje in de fietskar. Ik moest er nog een beetje aan wennen, zo’n aanhanger. Tot zijn zusje werd geboren, zat Timo gewoon in het voorzitje op mijn stuur wanneer we eropuit gingen. Maar omdat ik fietsen met een kind voor- én eentje achterop niet durfde, besloot ik toen Jenna er eenmaal was gebruik te maken van de kar van een vriendin, tot Timo goed genoeg zelfstandig kon fietsen.

Toen mijn vriend Marvin de aanhanger had geïnstalleerd, maakte ik een proefritje. Het lukte probleemloos. Dus prikten we een oranje vlag op de kar voor extra zichtbaarheid en reed ik nog een extra rondje met Timo. Die vond het prachtig, en ik voelde nauwelijks verschil met zijn gewicht in de kar. Met zijn zusje erbij moest een fietstocht ook wel lukken, dat weekend.
 

Uitwijken

Marvin en ik hadden er die dag een rit van minstens een uur opzitten. Het was druk op het polderpad richting ons huis. Noodgedwongen fietste ik achter mijn vriend. Halverwege het pad, licht bestrooid met grind, reed een fietser ons tegemoet die een te breed stuk van de weg in beslag nam. Ik kon niet anders dan uitwijken richting berm.

Wat vervolgens precies gebeurde, weet ik niet gedetailleerd meer. Ik gaf een kort rukje aan mijn stuur om niet tegen de tegenligger op te botsen, en voelde hoe de kar achter mijn fiets een scharende beweging maakte. Het volgende wat ik me herinner is dat de kar op zijn kant lag, mijn kinderen er half in de gordels in, half naast. Om ons heen ontstond een grote kring mensen. Jenna zat veilig in haar gordel en mankeerde niks. Verwonderd keek ze op naar de menigte, maar ze leek niet eens geschrokken. Timo lag ondertussen met zijn wang op het asfalt, gillend, zijn fietshelm scheef op zijn hoofd. Het frame van de kar was intact, maar het plastic raampje naast hem was afgescheurd. En precies daar had zijn hoofd het grindpad geraakt. Het enige wat ik zag was bloed.
 

‘Het is mijn schuld’

Marvin reageerde kalm en koelbloedig. Hij plantte Jenna in het gras, draaide de kar rechtop, en belde 112. Apathisch keek ik toe. Vanaf Timo’s buitenste ooghoek liep een forse winkelhaak naar zijn mondhoek. Het was afschuwelijk. Zijn voortand was eruit, en in de winkelhaak hing een flap huid los. Mijn kind is voorgoed verminkt, kon ik alleen maar denken. En het was mijn schuld.

De ambulance was er binnen tien minuten. Terwijl Marvin Jenna naar de buren bracht, reed ik mee naar het ziekenhuis. Daar stelden ze me gerust: het moest gehecht worden, maar er was geen huid verdwenen. Timo zou er een litteken aan overhouden, maar niets wat op latere leeftijd niet hersteld kon worden. Er was alleen één dingetje: omdat de wond zo groot was en Timo zo over zijn toeren, deden ze het liever op de operatiekamer, onder een roesje. ‘Door een plastisch chirurg?’ wist ik nog uit te brengen – wat na flink aandringen inderdaad geregeld werd. Hoe erg ik het ook vond dat mijn kind gewond was, ik was bezorgder over zijn toekomst. De wond besloeg een groot deel van zijn gezicht. Wat als iedereen hem straks afstotelijk zou vinden?
 

Lees ook
Kathleen’s baby overleed tijdens een auto-ongeluk: ‘Ik kon niet meer stoppen met huilen’ >

 

Ongelukken gebeuren

De operatie duurde voor mijn gevoel uren. Timo kwam eruit zoals hij erin ging: volstrekt hysterisch. Nam het hem eens kwalijk, met wat hij net had meegemaakt, door mijn toedoen. Op zijn wang prijkte een grote pleister, zijn oog was blauw, zijn hand geschaafd. Hoe hard mijn hart ook om hem huilde, ook ik was een trauma rijker. Hoe zou ik mezelf dit ooit kunnen vergeven?

De huisarts bleek in de weken na het ongeluk een grote steun. Ze begreep mijn schuldgevoel en benoemde hoe vaak dit soort dingen gebeurt. Hij had ook uit het klimrek kunnen vallen. Of bij Marvin op de fiets kunnen zitten. Ongelukken gebeuren; ik had er toch juist alles aan gedaan om er zeker van te zijn dat het fietsen veilig zou verlopen? De kinderen hadden nota bene binnen het frame van de fietskar nog een fietshelm op. Die veiligheid zit me nog niet helemaal lekker. Dat Timo ondanks de vijfpuntsgordel deels uit zijn zitje vloog, is waarschijnlijk mijn fout geweest. Ik moet de sluiting niet goed hebben aangedrukt.

Marvin is gek genoeg geen seconde kwaad geweest. Amper een uur nadat Timo en ik vertrokken met de ambulance, stond hij naast ons in het ziekenhuis. Ook in de dagen erna week hij niet van onze zijde. Hij bouwde lego met Timo, kookte wanneer ik het even te kwaad had; hij was een rots. Ik weet niet of ik dat in zijn schoenen zo had gevoeld. Ik heb ons kind dit aangedaan, door mij gaat onze zoon voor altijd getekend door het leven. Timo zat net op de basisschool. ‘Straks maken ze een melding bij Jeugdzorg’, zei ik. Terwijl zoiets natuurlijk al gebeurt in het ziekenhuis als een kind daar belandt door echte schuld of nalatigheid. Maar ook daar zeiden ze dat valpartijen met de fiets zó vaak voorkomen. Timo had gewoon de pech dat de verwonding in zijn gezicht zat.
 

Piratenhaak

Met zijn gebit komt het waarschijnlijk helemaal goed. De volwassen voortand in zijn kaak ziet er onbeschadigd uit, hij is gewoon iets eerder begonnen met wisselen, zegt de tandarts. Het ergst vind ik het litteken. Zelf noemt-ie het zijn ‘piratenhaak’ – ingegeven door Marvin. Andere kinderen zien het niet, alleen ouders vragen er soms naar. Dan vertel ik eerlijk wat er is gebeurd en druk ze op het hart echt heel voorzichtig te zijn op de fiets. Volgens de artsen zal de winkelhaak uiteindelijk een dun lijntje zijn, waar met een beetje mazzel deels een baard over groeit wanneer Timo volwassen is. En zo niet, dan is met bijvoorbeeld laser nog heel veel mogelijk.
 

Bezorgd

De oudere man voor wie ik uitweek heeft via omstanders ons adres achterhaald en stuurde een paar dagen later een enorm boeket met excuses. Ik heb hem gebeld; ik neem hem niets kwalijk. Ik had hem best kunnen passeren, ík was degene die te abrupt opzij stuurde. De fietskar is in de milieustraat beland, mijn vriendin wilde hem niet meer terug. Fietsen met Timo achterop heb ik nooit meer gedaan. Inmiddels fietst-ie zelf als een kamikaze door de straten – iets waarvoor ik nu mijn hart vasthoud, zeker nu ook Jenna leert fietsen.

Ik ben bezorgder geworden als moeder. Liet ik ze voor het ongeluk nog rustig klauteren op een speeltoestel, nu sta ik er gespannen naast, in opperste staat van paraatheid om er eentje op te vangen. Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt mijn kinderen zonder helm te laten fietsen, of skaten zonder pols-, elleboog- én kniebeschermers.

Ik ben ook schrikachtiger in het verkeer. Kijk wat een onschuldig fietstochtje al kan veroorzaken, laat staan wat de risico’s zijn wanneer je met 120 over de snelweg raast. Onzinnige gevoelens natuurlijk; dit was eenmalige pech en ik kan niet voorkomen dat mijn kinderen in de toekomst de nodige schaven en butsen oplopen. Zo groei je groot.

‘Je kunt je kinderen niet beschermen tegen het leven’, zegt mijn moeder altijd, en zo is het natuurlijk ook. Toch zal ik hun gordels controleren tot ze achttien zijn, en hameren op waakzaamheid. Een ongeluk zit misschien in een klein hoekje, maar nooit meer onder míjn toeziend oog.”
 

Dit artikel staat in Kek Mama 06-2021.

 

 

Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >