Mama heeft smetvrees: ‘Ik word acuut misselijk als ik een ballenbak zie’

06.02.2024 14:02
smetvrees Beeld: Unsplash

Speelpaleizen, zandbakken, hondenpoepparken. Joan zou het liefst hele dagen hysterisch achter haar zoon aanrennen met desinfecterende doekjes.

Hij herhaalt het als een mantra: “Geen muren aanraken, wc-deksel met de voet omhoog brengen, zo snel mogelijk weer naar buiten lopen, vijftien tellen handen wassen, zeep goed over de hand en tussen de vingers wrijven, afdrogen met een papieren handdoekje, insmeren met Dettol.”

Nee, dit is niet het protocol Hoe om te gaan met een Besmettelijke Ziekte of Nazorg na een Riskante Operatie, maar de instructies die mijn zevenjarige zoon meekrijgt als hij moet plassen in een openbare wc. Ik ben namelijk nogal vies uitgevallen en hysterisch als het gaat om bacteriën.

Cijfers en onderzoeken

Cijfers en onderzoeken over hygiëne vreet ik alsof het bonbons zijn. Hoor ik dat er meer poepbacteriën op de leuning van een roltrap zitten dan op een willekeurige wc-bril, dan betekent het dat ik vanaf dat moment wiebelend op roltrappen sta. Ook al loop ik dan meer kans op een dwarslaesie dan een infectie, het idee dat ik niet word besmet is buitengewoon prettig. Lees ik dat ieder jaar twee miljoen Nederlanders worden geveld door een voedselinfectie, waarvan de helft gewoon thuis wordt opgelopen en dan met name in de keuken, dan tel ik na elke geschilde aardappel keurig tot vijftien, terwijl ik bijkans mijn handen verbrand onder de kraan.

Vieze vaatdoekjes

Je kunt rustig stellen dat ik aan smetvrees lijd. Zelf vind ik het nogal meevallen, mijn vriend denkt daar anders over. Ik zal de details besparen van de ruzies die we hier in huis hebben om vaatdoekjes. Mijn vriend kan prima leven met een microvezeldoekje waarmee al een week placemats en gasfornuis worden gereinigd, evenals modderschoenen. Ik niet. Na één middagje gooi ik ze weg, waarop vriendlief ze uit de pedaalemmer vist om ze in de wasmachine te stoppen. En ja, daar krijgen wij dan woorden om.

Eerste hulp bij onreinheid

Je struikelt hier in huis ook over de desinfecterende middelen. In alle jaszakken, handtassen, toilettassen en boodschappenshoppers tref je flesjes antibacteriële gel aan. Vindt mijn vriend onzinnig, maar het is mijn eerste hulp bij onreinheid. Ik koop ze per dozijn in. Helemaal sinds ik moeder ben.

“Je struikelt hier in huis ook over de desinfecterende middelen”

Na de geboorte van mijn zoon was ik geschokt door de hoeveelheid mensen die doodleuk met hun in mijn ogen smerige handen aan mijn snoezige baby zaten. Als ik achter de kinderwagen liep en iemand op hem afdook, kreeg ik moordneigingen. Niet omdat ik bang was dat ze mijn kind iets zouden aandoen, ik geloof echt dat ze met de beste bedoelingen zijn hoofdje wilden aaien of over zijn buikje kroelen. Maar omdat zeventig procent van de mensen zijn handen níet met water en zeep wast na wc-bezoek, kon ik het risico niet nemen dat die zeventig procent mijn brandschone baby wilde knuffelen. En dus gilde ik bij voorbaat al dat er alleen naar hem gekeken mocht worden.
 

En dan die ballenbak…

En dan de eerste keer in de ballenbak. Need I say more? Ik had geen idee in welke hel ik belandde, toen een jaar oude Callum door mijn schoonzus werd uitgenodigd voor een ochtend spelen. Vonden mijn neefjes van twee en drie ook zo leuk. Ik dacht dat het iets Nijntje-achtigs was of zo, maar werd acuut misselijk toen ik al die kleverige, besnottebelde en bekwijlde plastic ballen zag waartussen mijn dreumes enthousiast sprong. Terwijl hij kraaide van plezier en dol van vreugde ballen aflebberde, zat ik te bedenken hoe ik deze week vrij kon plannen qua werk. Ik vermoedde een aanval  van griep, of minstens flinke buikloop, zodra we het pand zouden hebben verlaten.

Natuurlijk gebeurde dat niet. Niet in de laatste plaats omdat Callum al vanaf acht weken oud drie dagen per week naar een kinderdagverblijf ging, waar altijd wel een paar snotterige kinderen rondkruipen. Maar dat scheen dan weer zo fantastisch voor zijn weerstand te zijn. Een kind moet immers antistoffen op kunnen bouwen.

Lees ook
Poep, luizen, kots en snot. ‘Getver, wat zijn kinderen vies’ >

 

Hysterische moeder met een flesje alcohol

En natúúrlijk moet mijn kind zich kunnen uitleven in speelpaleizen en kinderparadijzen zonder een hysterische moeder die achter hem aanrent met een flesje alcohol. Maar het blijft een opgave mijn mysofobie – de angst voor vuil en bacteriën – los te laten. Op publieke verschoningstafels legde ik mijn eigen opblaasmatje neer of een hydrofelluier die ik daarna weggooide (die openbare commodes schijnen echt vol ziektekiemen te zitten).

Kinderstoeltafeltjes in restaurants maakte ik eerst schoon met desinfecterende doekjes. Zandbakken waren verboden terrein wegens  kattendrollengevaar. Pierenbadjes screende ik op de aanwezigheid van uitwerpselen van andere kinderen. En dan nog bleef ik Callum manen vooral geen water door te slikken en niet in zijn ogen te wrijven. Met zwemles droeg hij als enige waterschoentjes, zogenaamd tegen uitglijgevaar, maar in werkelijkheid omdat ik zwemmerseczeem vreesde. En vriendjes die vroegen of ik hun billen wilde komen afvegen, verwees ik kokhalzend door naar Callum: ‘Ga hem eens helpen!’

Hygiënemantra’s

Nu hij ouder wordt, zijn een aantal gevaren gelukkig voorbij. De kans dat hij van kattendrollen een kasteel bouwt of een slok uit een vreemde tuitbeker neemt, is vrijwel uitgesloten. Maar het hele wc-gebeuren blijft een nachtmerrie. Openbare toiletten mijd ik zo veel mogelijk. Bij voorkeur laat ik Callum tegen een boom plassen. Eventuele wildplasboetes neem ik op de koop toe.

Vliegen vind ik vanwege de smerige kleine wc’s een crime. Callum wil het jammer genoeg niet meer, want al zeven, maar god wat waren die luiers toch handig. Elk jaar gaan we in februari naar Canada, een vlucht van tien uur. Na een uur ruikt zo’n chemisch toilet al smeriger dan een Amsterdams urinoir. Ik probeer mijn plas uit alle macht op te houden, mijn zoon lukt dat niet. Ik heb hem toen hij vijf was nog om kunnen kopen met een Playmobilauto, maar het jaar erop weigerde hij toch echt een luierbroekje te dragen. Met als gevolg dat ik hem nu volstop met hygiënemantra’s en hem na afloop ontsmet met Dettol. Eén keer was ik uitgerekend tijdens de vlucht naar Vancouver mijn flesje antibacteriële gel vergeten. Gelukkig voldeed de wodka uit de minibar van de stewardess ook.

Overdraagbare fobieën

Inmiddels heb ik Callum ook lichtelijk besmet. Zo werkt dat namelijk bij fobieën, je draagt ze heel makkelijk over. Zelf heb ik het ook niet van een vreemde. Mijn moeder en oma gaven mij als kind uitgebreide verhandelingen over alle beestjes op tramstoelen/bushokjes/treintafels/liftknoppen en vreemde wc’s. Het liefst liet mijn moeder mij tot ver in april wanten dragen, want dat scheelde vieze handjes.

Callum vraagt standaard een servetje als hij een boterham/koekje/kroket eet. Hij houdt niet van een vette mond, en ook niet van vette vingers. Kwestie van gewenning denk ik. In zijn babyboeken ontbreken foto’s waarop hij met een oranjerood gezicht pasta met tomatensaus eet. Ook de kijk-eens-hoegrappig-Callum-onder-de-uitgespuugde-spinazie-zit-foto, komt er niet in voor. Die bestaan simpelweg niet. Ik heb hem altijd gevoerd, de snoetenpoetsers veilig naast me om na elke hap zijn gezicht af te vegen. Sowieso droeg hij steevast een groot plastic schort bedoeld om kleding te beschermen tegen vingervervende en kleiende handjes. Dat hing bij ons toch werkeloos in de kast, want Callum is geen knutselaar.

Toen ze bij het consultatiebureau vroegen of hij weleens kleide, sprak hij de historische woorden: “Nee, ik klei niet, want dan krijg ik vieze handjes.” Helaas konden zij daar niet echt om lachen, want kleien en verven en plakken met plakstiften en glitters schijnt goed te zijn voor de fijne motoriek. En essentieel in de opvoeding van een kind. Ik heb dat later maar gecompenseerd door vele dozen lego te kopen. Ook goed voor de motoriek, maar een stuk schoner.

Broodnuchtere vriendin

Naast een aantal gelijkgestemden met wie ik naar hartenlust kan gruwen over ballenbakfobieën en ander bacterieel leed, heb ik ook een broodnuchtere vriendin die niet terugdeinst voor een paar nagels met rouwranden en wier kinderen wel heel veel in zandbakken spelen, maar gek genoeg nooit ziek zijn.

Zij vindt mijn hang naar schoon overdreven en neemt Callum af en toe mee naar een boerencamping. Daar verruilt ze zijn maagdelijke kleding voor een overall en kaplaarzen en spoort ze hem aan vooral heel smerig te worden. Ondertussen stuurt ze mij vals foto’s van een zand etend kind dat moddergevechten houdt en vergeet dat hij vieze handen goor vindt.

‘Het zal hem worst wezen’

En gelukkig is daar nog altijd mijn vriend die best wil aannemen dat er een hoop ziektekiemen vrijkomen bij het ravotten, maar zich er weinig van aantrekt. Beter gezegd: het zal hem worst wezen. Zijn adagium is niet voor niets: het kan nooit vies genoeg zijn. Hij is de man die uitgebreid met mijn zoon gaat voetballen in het park. En me pas ’s avonds vertelt dat Callum in de hondenpoep is getrapt, maar dat ze dat echt heel goed hebben schoongemaakt met een paar stokjes (terwijl ik meteen afscheid had genomen van de schoen). Ach, soms is het bij smetvrees ook maar beter als je niet alles weet.

Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.

In ons Kek Mama magazine lees je de mooiste verhalen, herkenbare columns en de leukste fashion en lifestyle tips. Abonneer je nu voor slechts € 29,95 per jaar en ontvang de glossy als eerste op je deurmat.