De dag dat ik toch niet ziek bleek te zijn: ‘Moest ik nu gewoon verder leven? Hoe dan?’
Drie jaar nadat Veronique (44) was genezen van darmkanker bleken er vlekken op haar lever te zitten. De oncoloog wist zeker dat het uitzaaiingen waren.
Veronique: “Daar gáán we weer, dacht ik, toen de radioloog met een uiterst serieuze blik drie plekken op mijn lever aanwees. Het echoapparaat lag nog op mijn buik, bij de controle zochten ze naar uitzaaiingen van de darmkanker waar ik drie jaar eerder voor was behandeld. Die plekken op mijn lever betekenden foute boel. Meteen zag ik de film van toen voor me: weer ziek, zwak en misselijk van chemo’s en alle andere behandelingen om de ziekte te lijf te gaan.
Het bericht kwam als een donderslag bij heldere hemel. Ik had geen klachten en ging regelmatig op controle. De ene keer was dat een MRI, de andere keer een echo van mijn lever. Want als er ergens nog actieve kankercellen zouden zitten, was de kans het grootst dat die zouden uitzaaien in de lever. Het ging al een paar jaar goed met me, ik had mijn leven weer aardig op de rit. Ik zag vooraf nooit op tegen de controles, de spanning kwam altijd pas als we onderweg waren naar het ziekenhuis.
Uitzaaiing
Gelukkig was mijn vriend Edwin bij me toen werd verteld dat het weer mis was in mijn lijf. Hij kon het overigens niet geloven. Ook niet toen we de volgende dag samen bij de oncoloog zaten om een behandelplan te bespreken. Misschien naïef, maar ik was alleen bezig met mezelf, omdat ik er tegen opzag weer aan de chemotherapie te moeten beginnen. Toch nam ik al die ellende voor lief, als ik maar beter zou worden. Maar dat zou nooit meer gebeuren, vertelde de arts ons. ‘We kunnen alleen kijken hoelang we je leven kunnen rekken.’ Eigenlijk zei hij: je gaat dood, ik weet alleen niet wanneer.
Ik brak, vanaf dat moment ging het niet meer over mij, maar alleen nog maar over onze kinderen. Dirk was zeven, Elin net vier. Ik kon niet doodgaan, ik ben hun moeder. Er kwam een soort oerkracht in me op die ik nog niet kende van mezelf. ‘Pomp er maar in wat je erin moet pompen’, zei ik tegen de arts. ‘Het maakt me niet uit hoe ziek ik ervan word. Ik wil zo lang mogelijk blijven leven.’
“Thuis heb ik de gordijnen dichtgetrokken en ben op de bank gaan zitten. Mijn hoofd ontplofte van paniek.”
Om te bevestigen dat de vlekken op mijn lever uitzaaiingen waren, moest er een punctie worden gedaan. Met een dunne naald worden er dan hapjes uit de lever genomen. Tot die tijd was niets zeker, maar de oncoloog was zo stellig, hij liet geen ruimte voor goed nieuws. Thuis heb ik de gordijnen dichtgetrokken en ben op de bank gaan zitten. Mijn hoofd ontplofte van paniek. Ik kon alleen maar stil zijn, met Edwin naast me. Hij stelde voor de kinderen op te halen, die waren bij vrienden. Ik kon het niet, was bang dat ik neer zou vallen zodra ik hen onder ogen kwam.
Afscheid nemen
Ik ben meteen gestopt met werken, hoewel de punctie pas twee weken later werd ingepland. Mijn leven stond vanaf dat moment in het teken van afscheid nemen. Ik wilde luisterboeken inspreken voor de kinderen en filmpjes opnemen. Zo snel mogelijk foto’s maken, want over een tijdje zag ik er vast weer uit als een vaatdoek. Ik was nog net niet mijn begrafenis aan het regelen.
Edwin geloofde niet dat ik uitzaaiingen had. Eerst maar eens die punctie afwachten, zei hij steeds. Woest werd ik daarvan. Ik zat zwaar in mijn emotie, ik had net te horen gekregen dat ik dood zou gaan en onze kinderen zonder moeder verder zouden moeten. Hoe kon hij doen alsof er niets aan de hand was? We begrepen elkaar totaal niet.
Lees ook
Stoppen met je baan: ‘Ik voelde me zo opgelucht, zelfs zonder die 2400 euro netto per maand’ >
Pittig behandelplan
Bij de eerste punctie werden er geen kwaadaardige cellen gevonden. Volgens de oncoloog was er mis geprikt en moest er opnieuw een punctie worden gedaan. Ondertussen werd in het ziekenhuis een pittig behandelplan opgesteld. Op de dag dat we de uitslag kregen van de tweede punctie – inmiddels waren er zes weken verstreken – zou ik worden opgenomen voor een chemokuur van twee dagen. Daar zag ik als een berg tegen op. Hoe zou mijn lijf daarop reageren? De eerste keer chemotherapie vond ik al heftig en dat waren steeds kuren van een paar uur.
Mijn vader kwam oppassen, ik knuffelde de kinderen stevig voor we gingen. We hadden ze verteld dat ik ziek was en een nachtje in het ziekenhuis moest slapen, maar niet dat ik nooit meer beter zou worden.
Terug naar huis
Met een weekendtas naast me zaten Edwin en ik samen bij de oncoloog. Ik wist niet wat ik hoorde toen hij zei dat er ook bij de tweede punctie geen kwaadaardige cellen waren gevonden. Ik had geen uitzaaiingen, ik was niet ziek. In plaats van de lift naar de chemo-afdeling, namen we de route naar de parkeergarage. Ik mocht gewoon naar huis. Natuurlijk was ik opgelucht, maar vooral ook in de war. Zes weken lang dacht ik dat ik dood zou gaan en ineens bleek dat niet zo te zijn.
“Ik had wekenlang in een vechtstand gestaan. Moest ik nu gewoon verder leven?”
In de auto op weg naar huis zei Edwin zachtjes: ‘Zie je wel.’ Daar konden we allebei heel hard om lachen. Mijn vader en de kinderen waren verbaasd dat we zo snel samen terug waren. Toen we vertelden dat ik toch niet ziek was, stond iedereen te juichen. Ik deed wel mee, maar was vooral van slag. Ik had wekenlang in een vechtstand gestaan. De adrenaline stroomde constant, daar teerde ik op. Die viel in één keer weg. Moest ik nu gewoon verder leven? Hoe dan? Overigens werd nog onderzocht wat die vlekken dan wel waren: goedaardige tumoren die niet verwijderd of behandeld hoeven te worden.
Vechten
Ik ging weer aan het werk als conceptmanager, maar werd daar niet gelukkig van. Als iemand zeurde om iets wat in mijn ogen onbenullig was, werd ik boos. Ik zei nog net niet: ‘Joh, ik was bijna dood, zeik niet zo.’ Ik zag de wereld niet meer helemaal in perspectief. Om me heen was iedereen zo blij dat ik toch niet ziek was. Ik weet niet wat ik was, maar niet blij in elk geval. Ik had nergens zin in, was zelfs op vakantie met ons viertjes totaal lusteloos. Dat vond ik zo zorgelijk dat ik met een coach ben gaan praten.
“Ik weet niet wat ik was, maar niet blij in elk geval.”
Mijn gevoel kwam onder andere voort uit het beeld dat ik heb van mijn moeder. Zonder op details in te willen gaan kan ik zeggen dat ze voor mij niet het voorbeeld was van een sterke vrouw. Op haar 52e kreeg ze darmkanker. Na de eerste chemokuur stopte ze met de behandelingen, ze werd er te ziek van. Nog geen jaar later overleed ze. Ik sta anders in het leven, heb mezelf van jongs af aan aangeleerd om vol energie ergens voor te gaan en te knokken als het tegenzit. Toen dat niet nodig bleek, raakte ik mezelf kwijt. Dit inzicht gaf mij niet alleen rust en ruimte in mijn hoofd, maar ook de kracht om op zoek te gaan naar een andere baan.
Edwin is altijd naast me blijven staan. Ik was mezelf kwijt, niet ons. Hij was mijn anker dat ons gezin overeind hield. Het leven is weer een soort van gewoon. We proberen bewuster leuke dingen te doen en te vieren dat we als gezin compleet zijn gebleven.”
Dit artikel staat in Kek Mama 15-2021.
Meer lezen? Neem hier een abonnement op Kek Mama, de #1 glossy voor moeders.