Leona verhuisde van Rotterdam naar een dorp en weer terug
Elke zondag vertelt een moeder over het verhaal achter het bedrag op haar bankrekening. Deze week: Leona is diëtiste, woont samen met Mo en is moeder van de vijfjarige Zena. Twee jaar geleden verhuisde ze van de grote stad naar een dorp.
“Ik groeide op in een gehucht aan de Lek: zo’n slaapdorp dat Tommy Wieringa zo mooi beschrijft in zijn boek Joe Speedboot. In de zomer plukten we kersen, in de winter schaatsten we over de uiterwaarden. De groenteboer liep op klompen, de drogist gaf je Kokindjes. Er bestonden nog geen buiten- en binnenkinderen: we waren allemaal een buitenkind. Kortom: ik beleefde een heerlijke kindertijd. Een jeugd die ik mijn dochter ook gunde.
De wereld leek kleiner te worden
In plaats daarvan woonden we driehoog zonder balkon aan een van de drukste straten van Rotterdam. De eerste tijd ging dat prima. Mo en ik sleepten Zena overal mee naartoe: we hadden een abonnement op Blijdorp, pakten een terrasje of gingen naar onze volkstuin. Maar naarmate onze dochter groter werd, leek de wereld kleiner te worden.
Op straat konden we haar geen seconde alleen laten. Op warme dagen keken we jaloers naar de barbecuende buren, die wél een tuin hadden. We vroegen ons ook steeds vaker af wat we zelf nog in de stad te zoeken hadden. Hoe vaak gingen we eigenlijk spontaan naar de film? We hadden een tophypotheek om in een stad te wonen waarvan we de geneugten nauwelijks nog proefden.
Verhuizen naar een dorp
Toen Zena twee was besloten we ons huis te koop te zetten. Het was binnen twee weken verkocht met zeventienduizend euro winst. Een paar dagen later hadden we een optie op een dijkhuisje in een dorp drie kwartier rijden van Rotterdam. En maar tien minuten van Mo’s werk – hij is controller bij een zorginstelling. Honderd vierkante meter meer voor dezelfde prijs, met uitzicht op de uiterwaarden en een tuin van zestig meter diep.
Ik zie nóg de verbijstering op het gezicht van mijn beste vriendin. ‘Besef je wel dat jij inmiddels allang geen dorpsmeisje meer bent maar echt een stadsmens?’, vroeg ze. ‘En dat je half-Marokkaanse dochter de komende twintig jaar zal horen: goh, wat spreek jij goed Nederlands?’ Ik vond haar beeld van de gemiddelde dorpsbewoner nogal bekrompen en haalde mijn schouders op. En ik wilde ook niks horen over de andere nadelen. Oké, bij die afstand van drie kwartier hadden we de file niet meegerekend. Oké, ik zou mijn vrienden minder vaak zien. We zouden het allemaal wel overleven.
Er was maar één moeder die ook werkte
Anderhalve maand later trokken we in ons nieuwe huis. De winst van ons oude huis stopten we in een nieuwe woonkeuken. We genoten van de laatste zomerdagen op ons bloedeigen terras, keken naar Zena die in haar zandbakje speelde en waren iedere dag dankbaar dat we de Bugaboo nooit meer drie trappen omhoog hoefden te sjouwen. Maar toen brak de herfst aan en kwam een einde aan mijn drie maanden zorgverlof.
Op mijn allereerste werkdag kwam ik ’s middags meteen een uur te laat bij de gastouder om Zena op te halen. De file was gigantisch geweest. In de klas van mijn dochter had iedereen een thuisblijfmoeder. Er was maar één mama die ook werkte. Ik heb er niks op tegen als vrouwen ervoor kiezen thuis te blijven met de kinderen, maar andersom hoefde ik op weinig begrip te rekenen als ik geen tijd had voor de knutselochtend of het wekelijkse koffiemoment.
Lees ook
‘Ik kan niet wachten tot we weer naar Nederland verhuizen’ >
Heimwee
Van de dorpsrust werd ik ook nerveus. Ik ging op een mooie dag eens met een tijdschrift in het park liggen. Plotseling realiseerde ik me dat ik de enige was: het park gebruiken ze hier om eendjes te voeren of om van A naar B te fietsen, niet om te chillen. Ineens kreeg ik heimwee naar het stadsleven: naar de Turk om de hoek met wie ik altijd een praatje maakte, naar de roti van ons favoriete Surinaamse eethuis, ik miste zelfs de irritante tramgeluiden.
Op een avond deelde ik mijn twijfels met Mo die wél zijn draai had gevonden. ‘Laten we het nog één jaar aankijken’, stelde hij voor. ‘Maar dan moet je wel je best doen er iets van te maken.’ Dat deed ik. We nodigden de buren uit voor etentjes, ik formeerde een hardloopgroepje met een paar andere moeders. Best leuk, maar de heimwee waaide niet over. En toen zagen we een tv-reportage over het Oude Westen, een buurt in Rotterdam die de laatste jaren enorm is opgeknapt en waar Mo’s ouders nog altijd wonen. ‘Zie je, daar kun je ook stoepranden’, begon ik, voorzichtig. ‘Wat zou je moéder blij zijn als we…’
Terug naar Rotterdam
Kortom: twee jaar na ons vertrek waren we terug in Rotterdam. We wonen tot ons nieuwbouwhuis af is in een huurhuis. Het dijkhuis hebben we met tienduizend euro verlies verkocht – de prijs van de nieuwe keuken reken ik maar even niet mee. We zijn dit jaar niet op vakantie geweest, een vloer van betongiet zit er straks niet in. Ik vind het allemaal prima. We hoeven geen kinderopvang meer te betalen omdat Zena twee middagen per week naar opa en oma gaat. We hebben onze tweede auto verkocht nu ik weer op de fiets naar mijn werk kan. En Zena miste in het begin haar vriendinnetjes, maar is inmiddels weer helemaal gewend.
Mijn vriendin had gelijk, ik ben een stadsmens. Gelukkige ouders hebben gelukkige kinderen, weet ik nu. Dit weekend komt een vriendinnetje van Zena uit het dorp bij ons logeren. Ik denk dat we gaan chillen in het park.”
Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.
Meer afleveringen van Bankrekening? Elke zondag komt er een nieuw verhaal op KekMama.nl. Lees hier de eerdere afleveringen.