Dagboek van een premature mama: ‘Sorry meisje, dat ik je niet kon beschermen’

17.11.2021 10:49

Ruim 7 procent van de baby’s in Nederland wordt te vroeg geboren. Eén van die baby’s is de dochter van Addy Polet (32). In aangrijpende dagboekfragmenten neemt ze je mee in de zware, onzekere maar ook bijzondere eerste weken met haar kindje op de afdeling neonatologie (NICU).

10 september 2020

Ik weet precies wat ik moet doen. Dat het vijf weken te vroeg is: maakt niet uit. Dat het pas krap acht uur geleden is dat mijn vliezen braken: maakt niet uit. Dat de kamer volstroomt met doktoren en verpleegkundigen: maakt ook niet uit. Er is nog maar één ding dat ertoe doet in mijn lijf en dat is dat ik ga persen. Dus dat is wat ik doe.

Met een prachtig resultaat. Na een kleine twintig minuten heb ik ineens mijn dochter al in mijn armen. Even is alles precies zoals het hoort te zijn. Ik houd M. dicht tegen mijn hart en haar vaders armen sluiten zich om ons heen.

Maar dat geluk duurt helaas niet heel lang. Langzaamaan krijgt M. steeds meer moeite met haar zuurstof op peil houden. Dus terwijl ik gehecht wordt, kijkt de kinderarts haar na en besluit: ze moet een couveuse in. Zo vertrekken M. en papa naar de kinderafdeling en lig ik, nog geen dertig minuten na mijn bevalling, ineens alleen op de kamer. Zonder mijn baby.

 

Het duurt een paar uur voor ik haar mag zien. Met bed en al word ik de coeveuseruimte ingereden. Het is een kamer vol met piepjes en gezoem en de geur van ontsmettingsalcohol. M. heeft een zuurstofmaskertje over haar neus dat met een mutsje op zijn plek wordt gehouden, maar waardoor haar ogen worden dichtgeduwd. Uit haar mond komt de draad van een sonde en op haar romp zitten drie plakkers die met nog meer draden haar hartslag en ademhaling bijhouden. En ook op haar voet zit een sticker, deze houdt haar  zuurstofgehalte in de gaten.

Allemaal draden en snoeren en apparaten om haar de start te geven die ze eigenlijk in mijn buik had moeten krijgen.

Ik mag haar handje vasthouden door een luikje in de couveuse en dan komen de tranen. Sorry meisje, dat ik je niet kon beschermen. Sorry dat je nu hier ligt en niet meer veilig in mijn buik. Sorry voor alles. Sorry.

 

11 september 2020

Als M. 24 uur oud is, mag ik haar voor het eerst weer vasthouden. Gisteren probeerden we het al, maar toen gingen er allerlei alarmen af. Het bleek nog te zwaar voor haar. Haar glazen huisje was veiliger dan mijn omhelzing.

Nu proberen we het weer, maar niet voor ik streng ben toegesproken. We mogen alleen knuffelen (kangoeroeën) als ik me goed genoeg voel om minstens 45 minuten met haar te zitten – alleen dan wegen de voordelen op tegen de nadelen. Ik knik braaf naar iedereen en vraag me af of ze niet doorhebben dat ik voor altijd hier wil blijven zitten als dat betekent dat ik haar nu eindelijk mag vasthouden.

Er worden kabeltjes opzij gelegd en ik trek mijn jurk naar beneden, zodat zij op mijn blote huid kan liggen. Mijn ene hand omklemt haar billetjes – een kleine 2300 gram – en met de andere streel ik zachtjes over de donshaartjes op haar rug. Alle waardes stabiliseren, terwijl we elkaar aankijken. Een heel klein puntig tongetje probeert haar sonde uit haar mond te duwen. Het is het meest perfecte tongetje dat ik ooit gezien heb.

We knuffelen tot ik gesloopt ben, en vertrekken naar het kamertje op de kinderafdeling waar we inmiddels liggen. Het is de kleinste kamer die er is (twee bedden en een kinder-w.c.), maar ook maar een klein rolstoelritje verwijderd van de couveuse. Perfect dus.

Op de kamer huilen we voor het eerst onze spanning eruit. Deze wereld is zo vreemd en alles is zo groots. Ik ben zo blij met onze dochter en zo ongelofelijk bang haar te verliezen. Dus zodra het zes uur is, stop ik met huilen en zet het kolfapparaat op mijn borsten. Melk maken kost me ongelofelijk veel energie, maar het is het enige dat ik kan doen voor M.

En het lijkt te helpen. Om tien uur ‘s avonds, als ik net klaar ben met weer een ronde melkkoe spelen, komt mijn partner met goed nieuws terug. M. is van het zuurstof af. Op zijn telefoon bewonder ik huilend de foto’s van haar prachtige maskervrije gezichtje. Ik ben te kapot om haar zelf te gaan bewonderen.

 

13 september 2020

Het is zes uur ‘s ochtends als de deur opengaat en een stel witte jassen ons wakker maakt. Ik schiet al bijna mijn bed uit, klaar om te doen wat ik moet om M. te helpen. En het blijkt inderdaad slecht nieuws. M. heeft te veel ‘incidenten’: momenten waarop het zuurstofgehalte in haar lijf samen met haar hartslag te ver dalen. Met andere woorden, zelfstandig ademen lukt niet dus de zuurstof moet er weer op.

Twee minuten later staan we huilend naast haar couveuse. Het is verschrikkelijk om te zien hoe hard ze moet vechten voor zuurstof. En al spreek ik het niet uit, en al weet ik dat het niet waar is, het voelt alsof het komt door het falen van mijn lijf. Dus na een tijdje rijd ik terug naar de kamer om te doen wat mijn lichaam wel kan: moedermelk maken.

Die dag volgt er meer nieuws. Uit haar bloed blijkt dat haar lever het nog niet goed genoeg doet en ze tegen geelzucht aan zit. Iedereen drukt ons op het hart dat dit normaal is. Dat het veel erger kan. Maar dat vind ik moeilijk te geloven als ik ‘s avonds naar ons kleine hummeltje onder de blauwe lamp kijk, het zuurstofmaskertje aangevuld met een stoffen zonnebril om haar ogen te beschermen. Ze heeft de hik. Kleine piepjes ontsnappen uit haar middenrif en ik snik zachtjes mee.

 

De dagen daarna verlopen in een roes van hoop en schuldgevoel dat ik probeer te onderdrukken met religieus elke drie uur kolven en veel langer dan mijn herstellende lichaam eigenlijk aan kan kangoeroeknuffelen. We leren de verschillende piepjes onderscheiden, – van ‘even opletten graag’ tot ‘ALARM’: ze komen allemaal voorbij. We kennen na een tijdje  de roosters van de verpleging en ik raak ervan overtuigd dat de geurloze zuurstof toch echt een eigen geur heeft wanneer die uit het masker van jouw baby stroomt.

Maar hoe vreselijk deze situatie ook is, er komen ook steeds meer mooie momenten. M. die zachtjes in mijn vinger knijpt, de waardes die stabiliseren als ze bij een van ons ligt en snoepen van de Marsjes die ik bij nachtelijke kolfsessies toegestopt krijg.

 

17 september 2020

Inmiddels is M. 24 uur van de extra zuurstof af dus we kunnen ons borstvoedingsavontuur beginnen. Ik zit in een comfortabele blauwe stoel en trek mijn BH omlaag, terwijl mijn partner, twee zusters en een lactatiekundige meekijken. Mijn lichaam is de schaamte allang voorbij en er hangt al een druppel melk aan mijn tepel. Dus ik beweeg M. haar hoofdje er voorzichtig naartoe. Ze steekt haar puntige tongetje uit en opent verrast haar ogen als ze de melk proeft.

Maar ze is te klein om te begrijpen dat ze moet aanhappen en zuigen dus blijft het bij verrukt haar tongetje uitsteken tot de inspanning te veel wordt en ze in slaap valt. Om me heen spreekt men van een daverend succes. Ik durf er nog niet op te vertrouwen, maar houd mezelf voor: haar tempo is het juiste tempo.

 

18 september 2020

Tot nu toe hebben we geluk gehad. We houden al een week het kleinste kinderkamertje bezet. Maar na vandaag is de kamer voor dagopnames nodig en dus moeten wij naar huis. Begrijpelijk, maar toch eigenlijk niet te dragen, zo zwaar.

Dus aan het einde van de middag kus ik M. haar handje, ga zitten op een houten rolstoel en krijg een lege Maxi-Cosi op schoot. We rijden naar beneden, bellen een taxi en stappen in. Langs ons heen bewegen mensen zich alsof er niets aan de hand is. De taxichauffeur luistert naar de radio alsof muziek iets is waar je naar kan luisteren zonder dat het je verplettert. En ik klamp me vast aan die lege Maxi-Cosi.

Thuis loop ik de trap op, maar halverwege kan ik niet meer. Het idee straks een lege box te zien in de woonkamer trek ik niet, dus staan we samen huilend op de trap.

Tree voor tree, stap voor stap komen we uiteindelijk toch ons huis in. Ik heb geen idee hoe ik dit moet doen. Aan de keukentafel zitten. Eten. De kaarten lezen van iedereen die om ons geeft en iets van rust in onze harten probeert te storten. Hoe loop ik de volgende trap op waar haar lege bedje staat? Hoe ga ik in mijn eigen bed liggen? Hoe bel ik naar het ziekenhuis om te vragen of mijn baby nog ok is?

Ik doe mijn ogen dicht en begin ademhalingen te tellen net zo lang tot mijn lichaam het licht uit doet.

 

28 september 2020

Ik denk niet dat ik ooit nog hetzelfde zal kijken naar mensen in de spits. Elke ochtend rijden we naar onze dochter en vraag ik me af: hoeveel mensen zitten er met ons in dit schuitje?

Het is een vreemd ritme, maar ook dit went. Zelfs als ik iedere avond mijn hart in het ziekenhuis moet achterlaten om thuis te gaan slapen. Soms vergeet ik bijna dat er een dag zal komen dat we naar huis mogen.

En soms is er een dag dat alles weer dichterbij voelt. Zoals tijdens haar eerste badje, of de dag dat ze voorgoed de couveuse verlaat. Voor het eerst zien we onze dochter met kleding aan. We moeten de mouwen en broekspijpen van maatje 44 twee keer omslaan om het te laten passen en zijn compleet gelukkig.

 

Vandaag is papa jarig. Ik heb de verpleging gevraagd een slinger boven M. haar wiegje te hangen en zij hebben een boekje gemaakt met foto’s van haar eerste weken. Zo voelt het toch een klein beetje als een feestje, maar het mooiste cadeau volgt later. Vanaf vandaag begint de rooming-in. Mijn partner en ik mogen weer naar het ziekenhuis verkassen en als alles goed blijft gaan, kunnen we binnenkort met zijn drietjes naar huis.

‘s Avonds liggen we in twee ziekenhuisbedden met daartussen het wiegje van M. Helemaal happy kijken we elkaar aan en dan gaat de monitor af. De zuurstof zakt omlaag en gelijk is daar weer de angst M. te verliezen. Maar dan stabiliseert alles.

Als dit zich een paar keer herhaalt, bellen we een verpleegkundige. Er blijkt niets aan de hand. Onze dochter heeft de wiebelvoeten van allebei haar ouders overgenomen, waardoor de zuurstofmeting niet correct is. De piepjes blijven stress oproepen, maar we weten nu ook: ons meisje lijkt op ons!

 

9 oktober 2020

In het ziekenhuis duren de dagen lang, maar toch vermengen ze zich tot een grote brij aan ervaringen. Soms zijn we gesloopt, omdat er ieder uur zonder reden enorme alarmen afgaan. En soms zitten we eindelijk op onze roze wolk. Dan liggen we met zijn drieën in een bed het jubileumseizoen van Wie is de Mol te kijken of dansen we zachtjes rond terwijl we op ons ontbijt wachten.

Op een whiteboard houden we alles bij wat gemeten wordt: haar gewicht, hoeveel ze zelf gedronken heeft en wat er in iedere luier zit. We leren de monitor uitlezen en de verpleging hoeft steeds minder voor ons te doen. We vieren feest als M. de drie kilo grens doorbreekt en we houden angstvallig onze mond als de verpleging begint te hinten dat we na het weekend naar huis mogen. We durven de goden niet te verzoeken.

 

12 oktober 2020

Dan is het maandag. M. drinkt bijna de helft van haar voedingen zelf en de stijgende lijn is enorm. Mijn partner krijgt genoeg vertrouwen om alvast een paar tassen kleding naar huis te rijden.

En dan, precies wanneer ik zit te kolven, komt de kinderarts binnen. Ik doe alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat een relatief vreemde man mij in mijn melkkoe-positie aantreft, want ik wil niet nog langer wachten op nieuws. Hij houdt het kort. We mogen alledrie naar huis!

Onze favoriete verpleegster komt aanlopen met een vuilniszak vol bevroren melk – het resultaat van ruim een maand lang elke drie uur kolven. We schrijven een lief bericht aan alle helden van de kinderafdeling en lopen naar beneden. Ik heb allang geen rolstoel meer nodig, helemaal niet nu onze sterke meid in haar Maxi-Cosi aan mijn armen hangt.

Ik deins mee op de muziek in de taxi en kijk steeds opzij naar mijn kleine grote liefde die naast me ligt. Thuis vliegen we de trap op en lopen een versierde woonkamer in. Zijn daar toch weer die tranen. Maar dat maakt niet uit. We zijn thuis.

 

Om bewustwording rondom vroeggeboorte te vergroten, vindt elk haar op 17 november Wereld Prematurendag plaats. Hier lees je er meer over.