Jorinde vraagt zich af: ‘Leer ik mijn kinderen teveel pleasegedrag?’
Nee, die cape heeft ze niet, maar verder lijdt Jorinde (44) aan een ernstig syndroom dat maakt dat ze iedereen wil helpen. Terwijl ze er niet leuker van wordt.
Elke ochtend brengt mijn jongste zoon me een kop koffie op bed. Ongevraagd, al jarenlang. Of preciezer: sinds zijn broer, hij en ik met z’n drietjes wonen – nu praktisch een decennium – en hij net oud genoeg was om het espressoapparaat te bedienen en min of meer verantwoord met een mok hete vloeistof de trap op te klimmen. Judowedstrijd op zondag? Koffie om zeven uur. Doordeweekse school- en werkdag? Om kwart voor zeven piept mijn slaapkamerdeur open. Blote voeten op de houten vloer wanneer we een keer kunnen uitslapen, en de wekker na tienen aangeeft: koffie. Zwart, twee zoetjes. Een geoliede machine, dat zijn we met z’n drieën. Een Nutella-gezin, zoals ik dat noem; warm, harmonieus, redelijk in de pas – de eenouderconstructie dan even daargelaten. En, als ik heel kritisch ben: een klein beetje een schijnvertoning.
Meer verhalen van moeders over alles dat met mombracing te maken heeft lees je hier.
Wonderteam
Wat maakt ons sterk? Teamwerk! We zijn niet sterk en we zijn niet groot, maar met z’n drieën beter dan de middenmoot. Wonderteam: yeah!Dit komt uit een Nickelodeon-serie over drie barmhartige huisdieren. Dat we onze geuzennaam (Wonderteam), wificodes en wat het leven ook vraagt aan aliassen hieraan ontlenen, is tot daaraantoe. Maar hoezeer mijn jongens het ook slikken voor zoete koek, ik leg ze er gedrag mee op. Ik leer ze te pleasen. Wonderteam, Wonderteam, hulp in nood, we zijn al onderweg met een snelle boot. Natuurlijk is er niets mis met lief zijn voor elkaar. Het spelletje Monopoly op vrijdagavond speel ik als hartgrondig spelletjeshater niet voor mijn lol, maar puur om mijn kinderen een plezier te doen. En dat ze me na een lange werkdag bij het winkelcentrum, waar ik gehaast avondeten insla, opwachten met een doos chocolaatjes die ze als verrassing hebben gekocht van hun zakgeld, doen ze niet omdat ze er zelf beter van worden, maar echt alleen voor mij. Denkt iemand van ons dat de ander niet meer van ons houdt wanneer we zulk gedrag niet vertonen? Welnee.
“Monopoly op vrijdagavond speel ik als hater van alle spelletjes niet voor mijn lol”
De oudste komt nog steeds in het weekend zijn bed niet uit, hoe hard ik ook heb staan zwoegen op een zondagochtendontbijtje: “Neuh, geen honger.” En als je denkt dat jongste vanuit de goedheid van zijn hart dan zeker ook wel buiten zijn beurt de hond zal uitlaten: guess again. En gelukkig maar.
Lief zijn voor elkaar
Alle drie onze karakters vallen simpelweg niet in de categorie ‘van dik hout zaagt men planken’. Meningsverschillen praten we liever lang en knuffelend uit dan dat er een klap op wordt gegeven. Zelfs de jongens onderling betrapte ik onlangs op het oplossen van een akkefietje: “Waarom deed je nou zo stom?” “Ja, sorry man, ik zit echt niet lekker in mijn vel de laatste tijd. Wil je extra lang op mijn Xbox?” Als ik door vermoeidheid, stress of hormonen uitval tegen een van mijn kinderen omdat er bijvoorbeeld bergen vaat op zijn kamer staan en de hond ondanks onze afspraak nog steeds niet is uitgelaten, staat om half elf ’s avonds in een bedremmelde, slaperige boxershort voor mijn neus: “Mam, ik kan echt niet slapen, sorry dat ik al die dingen niet had gedaan. Ik vind het juist zo lief dat jij helemaal ons lievelingseten had gekookt.”
Compenseren
Kwestie van aanleg dus? Of is het toch mijn opvoeding? Ergens vrees ik ook een beetje het laatste. Want al probeer ik beducht te zijn op het aanleren van gewenst gedrag (buiten de sociaal wenselijke normen en waarden, zoals eten met vork en mes en u zeggen tegen vreemden) als individuen zijn zowel mijn jongens als ik óók gevormd door ervaringen. Liefde krijgen om wie je bent was niet altijd een vanzelfsprekendheid in mijn leven. En mijn kinderen hadden nog niet eens gewisseld toen ze al een scheiding voor hun kiezen kregen en leerden dat liefde in verdrietige gevallen voorwaardelijk kan zijn. Iets wat ik onbewust misschien wel probeer te compenseren door ze vooral niet te vaak nee te verkopen. Ze het zoveel mogelijk naar de zin te maken, en dus te pleasen. Ja, kinderen moeten leren omgaan met teleurstellingen. Maar daarvan hebben ze er al wel genoeg meegemaakt in hun leven.
Pleasen
Maar mijn pleasegedrag beperkt zich niet tot mijn eigen gezin. Ik heb wel vaker moeite met nee zeggen. Omdat ik die ene leuke collega niet wil teleurstellen en dus – geen énkel probleem – wel een spoedklus kan doen. Omdat mijn bejaarde buurman kwetsbaar is in deze tijd en ik mijn boodschappenkar tijdens spitsuur ook voor hem vollaad – en meteen maar even voor hem kook, die avond. En omdat die vriendin met problemen wel even wat lucht kan gebruiken, haar kinderen voor het derde weekend op rij te logeren neem – en zelfs eentje tijdelijk in huis. Ik doe dit natuurlijk helemaal zelf. Niemand die van mij verwacht dat ik mijn agenda drie keer omgooi en hemel en aarde beweeg om tóch die helpende hand te kunnen bieden. Ik ben alleen zo ontzettend bang om mensen teleur te stellen. Een ‘O, oké, jammer’ als reactie op mijn bericht dat afspreken me vanavond echt niet lukt, klinkt bij mij al snel als: ‘Je hebt mijn avond verziekt.’ Dus zeg ik liever maar gewoon ja. Met alle risico’s van dien. Dat ik twee jaar lang een schoonmaakster aanhield die wekelijks puffend en kreunend door huis sjokte bijvoorbeeld, terwijl ze hooguit twee derde van de tijd volmaakte en tot overmaat van ramp íedere week iets wist te slopen en het huis bijna in een grotere ravage achterliet dan toen ze binnenkwam. Maar ik vond het zo zielig om haar te ontslaan.
Schijnvertoning
Het stomme aan mijn gedrag: ik word er helemaal geen leuker mens van. Want door steeds maar gewenst gedrag te vertonen, ga ik voorbij aan wat ik zelf wil. Of sterker nog, aan wie ik bén. Gechargeerd: hoe hard ik ook roep dat ik authentieke mensen om me heen wil, zelf zet ik een schijnvertoning op de planken.
“Door steeds maar gewenst gedrag te vertonen, ga ik voorbij aan wat ik zelf wil”
Een goede vriendin kreeg jaren geleden een burn-out en besloot alleen nog dingen te doen waar ze achter stond. Nee is ook een antwoord, is sindsdien haar mantra. Vier vriendjes van de kinderen die willen logeren? Niet dit weekend. Schoonmoeder die op de koffie wil komen op haar vrije zondag? Nee, helaas. Maakt je ja’s alleen maar geloofwaardiger, stelt deze vriendin. Sterker nog: mensen blijken haar nee’s zonder problemen te accepteren. Even goeie vrienden. Iemand die haar grenzen durft aan te geven, komt krachtig en gelukkig over, en dat trekt mensen aan. Ik kan er nog een hoop van leren.
Zoete inval
Zie mezelf nog zitten, op een bloedhete dag. De kinderen zijn om praktische redenen net van basisschool veranderd, ik heb drie deadlines in het vooruitzicht. De bergen was reiken tot aan het plafond, de hond is aan de diarree; ik ben een lichte zenuwinzinking nabij. Terwijl ik met het zweet op mijn rug drie bergen tegelijk probeer te verzetten, stormen de jongens de tuin in – acht (acht!) vriendjes in hun kielzog. “Mam, mag iedereen bij ons zwemmen in het opblaasbad? O, en ze mogen allemaal wel blijven eten, toch? Doen we gewoon pizza!” Met een adrenalinepeil waarmee je vijf hartpatiënten op de been krijgt, staar ik in tien (tien!) stralende, zonverbrande gezichten. Kijk nou toch, die guppen. Ze moeten zich al zo aanpassen in hun jonge leven. Hier kan ik toch geen nee tegen zeggen? En zo snel ik me in alle stress naar de supermarkt voor elf (elf!) diepvriespizza’s, plak pleisters op geschaafde knieën, veeg natte voetstappen van de woonkamervloer, plunder mijn volledige handdoekenvoorraad (die ik straks ook helemaal weer moet wassen) en zak na kinderbedtijd uitgeput achter mijn keukentafel met nog steeds drie deadlines in het vooruitzicht.
“Ik kocht zelfs een grotere tafel voor die zoete inval, en een tweede vrieskist”
Laat het een les zijn, zou je zeggen, maar spoiler alert: nog altijd is ons huis een zoete inval van kinderen, plus aanverwante ouders die steevast blijven plakken voor een drankje – want hé, ja, natúúrlijk geen probleem, gezellig! Ik kocht er zelfs een tienpersoons eettafel voor. En een extra vrieskist.
Lees ook: 7 manieren om nee te zeggen >
Geven-geven-geven
Het tweede stomme van dit alles: nota bene een psycholoog legde me jaren geleden al uit dat pleasegedrag geen teken is van een positieve persoonlijkheid, maar juist vaak samenhangt met onzekerheid, een groot verantwoordelijkheidsgevoel, vatbaar zijn voor schuldgevoel en gevoeligheid voor kritiek. Dat zorgt ervoor dat je maar blijft geven-geven-geven, zonder dat je het gevoel hebt dat je ook weleens iets terug mag vragen. Pas jij dan volgende week een keer op mijn kinderen?, bijvoorbeeld. En dan is er maar eentje die daarna op de blaren zit, legde ze toen uit: “Je kunt mensen aantrekken die handig gebruik – of zelfs misbruik – weten te maken van jouw pleasegedrag. Het levert je op dat er niemand boos wordt, maar je verzamelt een groep Rupsjes Nooitgenoeg om je heen, die het normaal vinden dat jij je werk/kinderen/hond/huishouden voor hen aan de kant schuift.”
Op je tenen door het leven
Fast forwardin de tijd. Mijn jongens zijn inmiddels vroege pubers, ik relatiescharrel me een beetje door het leven. En zo plak ik al enige tijd aan een man die weliswaar niet heel nauw betrokken is bij mijn kinderen (of ik bij het zijne), maar een enkel weekend of enkele vakantie vullen we gezamenlijk in. Hij blijkt van de directieve stijl: kinderen moeten structuur en duidelijkheid krijgen, en als ouder ben je niet hun beste vriend. Allemaal kernen van waarheid, maar niet helemaal hoe het er bij mij aan toegaat, met spontane tripjes, nachtelijke filmmaratons op een matrasseneiland in de woonkamer en vooral veel praten en overleg. Want ja, ik ben de moeder van mijn kinderen, maar echt óók een vertrouwenspersoon op hun niveau. Bovendien: ons Wonderteam. Die structuur vind ik stukken belangrijker.
“Ik leer mijn kinderen bij voorbaat zich op hun tenen door het leven te manoeuvreren”
In aanloop naar een gezamenlijke vakantie ondervindt mijn lat-man daar zoveel stress van, dat ik met mijn jongens ga zitten en afspreek dat we echt rekening met hem moeten houden. Concreet: “Ik weet dat wij het anders doen, maar laat het maar een beetje gaan, want hij is heel anders gewend.” En daar doe ik het weer. Ik leer mijn kinderen bij voorbaat zich op hun tenen door het leven te manoeuvreren. Vooral op de wensen en behoeften van anderen te letten, ook al hebben ze zelf evengoed recht op een ontspannen weekend/een fijne vakantie/ongeremd potje stoeien zoals jongens dat horen te doen. Tijd om het voorgoed anders aan te pakken. Wanneer de lat-man exit is, sleep ik onaangekondigd het grote matras naar de woonkamer. “Lekker hè jongens”, geniet ik. “Zal ik onze lievelingspasta maken en een film bestellen? Of ouderwets de Monopoly van zolder halen?” Geschrokken kijken mijn kinderen me aan – AirPods in, gamecontroller in de ene hand, telefoon in de andere. “Mam, even serieus”, zegt de oudste. Aangevuld door zijn broertje: “Daar hebben we dus écht geen zin in.” Dit artikel staat in de Kek Mama Mombracing Special 2022. 77% van de moeders in Nederland heeft te maken met momshaming, blijkt uit onderzoek van Kek Mama. Dat vond de redactie zó schokkend, dat ze een campagne is gestart: Kek Mama lanceert mombracing, de tegenhanger van momshaming, en roept alle moeders op om elkaar voortaan te steunen in plaats van te bekritiseren.