Wanneer begint je baby met kruipen?

Als je kind zo’n zes maanden oud is, wordt hij steeds mobieler. Waar hij eerst nog op het speelkleed lag te wiebelen of spartelen, gaat hij nu zo langzamerhand beginnen met kruipen. Dat gebeurt natuurlijk niet van de ene op de andere dag, maar in fases.

Houd er ook rekening mee dat geen kind qua ontwikkeling hetzelfde is. Waar de één al begint met kruipen als hij een paar maanden oud is, doet de ander dat misschien pas met een leeftijd van acht maanden. Gemiddeld ontstaan de eerste kruipbewegingen rond de zes maanden.
 

Hoe gaat hij kruipen?

Sommige baby’s gaan meteen vooruit kruipen. Maar er zijn er ook die vanuit buikpositie eerst achteruit kruipen en later pas voorwaarts. Ze zetten zich dan eerst met hun handjes af, waardoor ze een achterwaartse beweging maken. Daarna komt de tijgerfase: vooruit bewegen met hun lichaam tegen de grond. Heeft hij dat eenmaal onder de knie, dan trekt hij vanzelf zijn billen en buik langzaam omhoog.
 

Lees ook
Op ontdekkingstocht: dít is het leukste babyspeelgoed >
 

Bilschuivers

Er zijn baby’s die het kruipen overslaan. Die bewegen zich meestal voort op hun billen, waarbij ze zich afzetten met één been of met hun beide benen. Dit worden ook wel bilschuivers genoemd.
 

Kun je het kruipen bij je baby stimuleren?

Zeker. Leg je baby regelmatig een paar minuten op zijn buik. Dit zorgt ervoor dat je kind meestal vanzelf begint met de eerste kruipbewegingen. Ook kan de buikligging helpen bij het voorkomen van een voorkeurshouding.

Voor je baby zijn speelgoed of knuffels natuurlijke reuze interessant. Leg één item dus op een afstandje van hem neer, zodat hij er niet bij kan en getriggerd wordt om er naar toe te kruipen.
Vergeet ook jezelf niet: niets leuker dan dat mama hem enthousiast aanmoedigt om naar haar toe te kruipen.

Tip: gaat je kind eenmaal kruipen, zorg er dan voor dat je je huis zo snel mogelijk kidsproof maakt (als je dat nog niet had gedaan). Dus stopcontacten beveiligen, geen klein spul op de grond en meer van dat soort zaken.
 

Bron: Centrum voor Jeugd & Gezin