Julia’s 7 moederzonden: ‘Ja hoor schat, chips is goed’

12.12.2018 13:22
Julia's 7 moederzonden Beeld: Unsplash

Net als wij is Julia uiteraard een volmaakte moeder, maar soms begaat ze een van de zeven hoofdzonden. Dan is ze heel erg lui, ijdel, jaloers, wellustig, hebberig, gulzig en woedend.

1. IJdelheid

‘Toe nou schatje, dat koddige zonnehoedje staat je zo leuk’

Het is te danken aan de uitstekende genen van hun vader dat mijn zoons blonde krullen hebben. Van dat weelderige engelenhaar, beeldschoon. Mijn vijfjarige zoon is een blikvanger. Mijn achtjarige daarentegen kamt het mopperend met klodders gel in een strakke, stijve scheiding. Alsof hij met zijn hoofd in de jus heeft gehangen: vieze, vette draden. Als ik met een vriendin koffiedrink, excuseer ik me voor zijn look: “We gaan binnenkort naar de kapper hoor, het moet gewoon even geknipt.” De mensen moeten vooral niet denken dat ík dit zo heb gestyled.

Het liefst kleed ik de jongens tot hun dertigste gewoon lekker zelf – in schattige Adidasjes en flanellen geruite pyjama’s. Maar nee, mijn kinderen willen per se in voetbalshirt naar het veertigjarig huwelijk van mijn ouders, stellen Minion-quota’s op en weigeren halsstarrig zo’n koddig rieten zonnehoedje. En dan hebben we het alleen nog maar over hun uiterlijk.

Pijnlijker is het als ik het over de talenten van mijn nageslacht gaat. Dan hoor ik mezelf opeens zeggen: “Hij kan al rékenen! Doe eens, vijf plus drie? Toe dan!” Of dat ik de oudste piano laat spelen terwijl hij daar overduidelijk geen zin in heeft. En ik ben echt niet de enige: neem die moeder die werkelijk Jan en alleman op de hoogte brengt van de voetbalkwaliteiten van haar zoonlief, de collega die te pas en te onpas haar telg als nieuwetijdskind opvoert, de buurvrouw die kans ziet in ieder gesprek de Citoscores van haar dochters te laten vallen.

 

2. Jaloezie

Doe mij die bankrekening en die man

Als ik bij mijzelf te rade ga, herinner ik me vooral de jaloezie die ik voelde vóór mijn eerste zwangerschap. Terwijl ik de maanden aftelde tot die test eindelijk eens twee blauwe streepjes zou laten zien, leek de hele wereld een grote vijver van vruchtbaarheid. Hoe ik ook oefende in vrolijke verlichtheid als er weer eens een collega of familielid aankondigde dat ze zwanger was, in de auto naar huis droop de jaloezie van me af. Verlangen en afgunst zijn een nare cocktail.

Maar goed, de baby’s werden alsnog gebaard – en toch bleef de zonde. Geen allesverterende, ondermijnende jaloezie, meer van die lelijke steekjes in de categorie: yep, dat had ik ook best gewild. Zes weken schoolverlof om met de kinderen in een camper door Amerika te reizen – doe mij die bankrekening en die man. Bevriend zijn met een grote dichter die speciaal voor het geboortekaartje een versje schrijft – nou, mijn kaartjes waren óók best gelukt. Je kind als gezicht van een modemerk en dus bergen gratis toffe kleren – als je vanuit een bepaalde hoek kijkt, zijn mijn jongens ook soort van modelniveau knap.

Verder heb ik nog wat absurde wensen die never nooit niet gerealiseerd gaan worden, maar waar ik afgunstig naar kan kijken: roodharige dochtertjes met sproeten die Welmoed heten, een ommuurde tuin met een oude boomhut, kinderen die in een restaurant alles lusten en rustig aan tafel blijven zitten zonder inzet van elektronische hulpmiddelen of lijfstrafdreigementen. Om maar wat te noemen.

 

3. Hebzucht

Ik wil alles hebben en het liefst meteen

Ik snap dat: ruimtevaartplaatjes, fidgetspinners, Pokémonkaarten. Nee, ik vóel dat. Het lijkt de dag van gisteren, het tintelende gevoel van een pakje Barbie-stickers openscheuren in de hoop eindelijk nummer 63 te vinden en het stickeralbum compleet te maken. Dat ik van die ouders had die hun neus optrokken voor rages, terwijl ik kwijlend naar skatebikes en loloballen keek, heeft de zaak geen goed gedaan.

Nu ik zelf moeder ben, moet ik alle pedagogische zeilen bijzetten mijn zoons niet te verwennen. Ik vermoed namelijk dat ik de helft van de tijd niet voor hen, maar voor het kind in mezelf zo’n aankoop doe. IK wil een lichtgevende fidgetspinner, IK bezwijk voor knuffels met grote glitterogen. Het gaat niet om de fnanciële waarde, ook in een kringloopwinkel kan ik zomaar een zwak moment hebben om thuis tot de conclusie te komen dat de jongens niet eens plek hebben voor nog eens anderhalve liter lego.

Gelukkig hebben boeken als Ontspullen van James Wallman en de opruimklassiekers van Marie Kondo hun therapeutische werk gedaan: ik durf te stellen dat ik mijn hebzucht goed onder controle heb. Des te pijnlijker dat ik mijn oudste zoon erfelijk heb belast. In een speelgoedwinkel kan het arme kind zich nauwelijks inhouden. Hij balt verzenuwd zijn vuisten en krijgt rode oren. Alles wil hij. En het liefst nu. Ik ook, maar ik doe wat mijn ouders deden: nee zeggen. Sorry, zoon, sorry.
 

Lees ook
20 Opvoedblunders die we (bijna) allemaal een keer begaan >

 

4. Wellust

Papa en mama willen vrijen, kind krijgt chips

Ontbijten doen we aan tafel, geen schermtijd voor vier uur ’s middags en suiker is slecht voor je tanden. Wonderlijk hoe vloeibaar de welbekende opvoedregels worden als er lust in het spel is. De drang naar onmiddellijke en seksuele bevrediging.

Vooral zondagochtenden hebben de neiging te ontsporen. Uitslapen, nog een keer omdraaien, nog een keer omdraaien en een beetje zin wordt veel zin. De traptreden kraken, beneden dribbelen kindervoeten. Wat te doen? Ik weet niet hoe het jullie vergaat, maar wellust is een hardnekkige ordeverstoorder. “Als je honger hebt mag je Sultana’s pakken!” “Ja hoor, chips is ook goed.” “Je mag Netflix kijken.” “Ja, ook Hardcore And Extremely Violent Battle Wars.” “Als jullie beneden blijven, gaan we vanmiddag ijsjes eten.”

 

5. Gulzigheid

Zal ik even je ijsje schoonlikken?

Die grote kussens op de bank liggen daar niet alleen voor de sier – een huishouden met kinderen kan niet zonder handige verstopplekken. Heb je net lekker een zak chips opengetrokken als ze op bed liggen, staat er weer één in de kamer vanwege plassen/dorst/bang. Hup, snel de chips achter een kussen om de verwijtende blikken van minderjarigen te vermijden. Een volwassen mens moet in zijn eigen tijd kunnen eten wat-ie wil. Ook kinderzakjes chips. Of volwassen zakken chips. Beide heb je tenslotte zelf betaald.

Pijnlijker wordt het rond november en december, als met Sint-Maarten en Sinterklaas het snoep als een tsunami de keukenkastjes in stroomt. Of met die fijne uitdeelzakjes van partijtjes. En de traktaties van de school en opvang. Ik heb mening minimarsje en snoepketting weggeknaagd in de late uren. Zelden op heterdaad betrapt, maar de oudste zoon houdt sinds enkele maanden wel een soort snoepadministratie bij – ik vermoed dat hij zo zijn vermoedens heeft.

De jongste is minder snugger als het om de zout- en suikervoorraden gaat, maar ook bij hem kan ik mijn inner gulzigaard steeds minder goed kwijt: hij accepteert bijvoorbeeld mijn behulpzame schoonlikken van ijsjes niet meer. Je weet wel, zo’n hoorntje begint te smelten en snel haal je de ergste druipers weg en likt en passant de helft van de spikkels even mee. “Maham! Niet een hapje nemen!” “Maar ik help je”, glimlach ik vriendelijk. Nee, daar kom ik niet meer mee weg.

 

6. Woede

Zijn jullie nu helemaal van de ratten besnuffeld?

Mijn moeder had vroeger een goed voorraadje uitdrukkingen om aan te geven hoe gefrustreerd ze was. “Je haalt het bloed onder mijn nagels vandaan.” Of: “Zijn jullie nu helemaal van de ratten besnuffeld?” En dan komt de dag dat je zélf op hysterische toon dat soort oneliners naar je nageslacht staat te roepen. Kinderen zijn misschien bron van de grootst denkbare liefde, ze zijn ook bron van de grootst denkbare woede. Omdat ze zo tergend langzaam zijn bijvoorbeeld. Of rommelig. Of druk. Of chagrijnig.

Het is niet altijd makkelijk te ontdekken dat je kinderen net mensen zijn. Meer dan eens heb ik mijn geduld tot maximale stand opgerekt, om vervolgens alsnog uit te barsten in een woedende tirade. Jammer, want woede heeft de nare eigenschap een dubbele zonde te zijn. Niet zelden ben ik daarna namelijk ook nog boos op mezelf. Omdat ik mijn geduld niet kon bewaren of te veel hooi op mijn vork neem waarvan zij de dupe zijn. Twee halen, een betalen: eerst boos op hen, daarna boos op jezelf. Er schijnen moeders te bestaan die nooit boos worden. Ik ken ze niet.

 

7. Luiheid

Ik geef hem de gymtas mee. De inhoud is niet gewassen

Het was een drukke week. Ik had net griep gehad. Ik had mijn pyjamabroek al aan. Ik had gewoon geen zin dertig Danoontjes om te toveren tot de koddige slakkenhuisjes waartoe het Pinterestplaatje uitnodigde. De volgende dag stuurde ik zoonlief dus naar school met de meest ongeïnspireerde, luie traktatie ooit.

Soms heb je dat, een acute aanval van ongelooflijke en eindeloze luiheid. Net als dat ik soms echt geen zin heb in ellenlange potjes Monopoly. Of een schoolvriendje mee naar huis nemen. Of de ontbijttafel te dekken. Ik heb weleens de gymtas van de week ervoor meegegeven – ongewassen en onbekeken. Ik heb weleens de klok een uur verschoven, zodat ze eerder in bed lagen en ik languit op de bank kon liggen zonder kindergeluid om me heen.

Gelukkig is er goed nieuws: er zijn er steeds meer opvoedkundigen die luiheid niet wegzetten als zonde. Neem Tom Hodgkinson, de schrijver van Luie ouders hebben gelijk. Hij houdt een bevlogen pleidooi voor lui ouderschap, zodat kinderen zelf uit kunnen vinden hoe het leven in elkaar steekt. Er niet bovenop zitten stimuleert het zelfvertrouwen en learning by doing. Luiheid is dus eigenlijk gewoon goed. Wie weet denken we ooit wel hetzelfde over ijdelheid, jaloezie, hebzucht, wellust, gulzigheid of woede. Tot die tijd: biecht. Biecht bij elkaar, biecht bij je partner, biecht bij je vriendinnen. En wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.
 

 

 

Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >