Marlindes zoon liep hersenbeschadiging op bij geboorte: ‘Ik voelde dat hij nooit zou kunnen lopen’

24.11.2023 16:00

Marlindes zoon Ira (8) liep tijdens zijn geboorte een ernstige hersenbeschadiging op. In de Week van het Gehandicapte Kind deelt de moeder haar verhaal. Deel I: de zwangerschap, bevalling en alle kleuren wolken in de kraamtijd.

Het is 2015 als Marlinde 35 weken zwanger is van haar derde kindje. Een jongen, na twee meiden, gaat het gezin compleet maken. De zwangerschap verloopt redelijk voorspoedig tot die vijfendertigste week. Van het een op het andere moment wordt Marlinde ernstig ziek. “Ik had heel veel pijn, zo heftig, alsof ik al weeën had. Ook had ik hele hoge koorts. Toch werd ik bij de gynaecoloog  in eerste instantie weggestuurd met de woorden ‘dat het vast een griepje was’.” 

Dat griepje blijkt na meerdere onderzoeken – op aandringen van mijzelf – uiteindelijk een streptokokkeninfectie te zijn. “Ik werd direct opgenomen in het ziekenhuis en kreeg een antibioticakuur. Dat kon geen kwaad voor de baby en ik zou weer beter worden. Na tien dagen was ik nog altijd zwak, maar sterk genoeg om weer naar huis te kunnen. Althans, dat vonden ze in het ziekenhuis. Ik was het daar niet mee eens, als moeder voelde ik namelijk dat het niet goed ging met de baby.”

Onderbuikgevoel

De gynaecoloog probeert Marlinde gerust te stellen. De infectie kan echt niet overslaan op haar zoon, verzekert hij haar. Thuis kan ze gerust aansterken en de laatste weken van de zwangerschap ingaan. “Ik wilde niet naar huis. Kan de baby niet al worden gehaald? vroeg ik. Ik vóelde toch dat het niet goed met hem ging. Dat onderbuikgevoel of moeder-instinct, net hoe je het noemen wil, was zo sterk. Moest mijn kindje niet gemonitord worden? Geen groeiecho’s worden gemaakt? Maar nee. ‘Zijn hartje klopt, het gaat prima’ hoorde ik en ik moest naar huis.”

Dat onderbuikgevoel of moeder-instinct, net hoe je het noemen wil, was zo sterk.

Thuis is Marlinde er nog niet gerust op. Na een paar dagen voelt haar buik rustig, veel te rustig. Geen schopjes, geen teken van leven. “We móeten nu naar het ziekenhuis’ zei ik tegen mijn man, ‘het gaat niet goed’.” Ze vertrekken met gierende banden naar het ziekenhuis waar Marlinde direct aan de monitor moet. Zijn hartslag was niet goed, de baby niet te voelen. “‘Misschien ligt ‘ie te slapen’, zeiden ze. Ik moest maar op mijn zij gaan liggen en dan zou hij vast wakker worden.” Er gebeurt niets. “Pas na bijna een uur kwam er een gynaecoloog de afdeling op. In paniek. ‘Dit is niet goed, helemaal niet goed, we moeten nú naar de OK’”’. Daar wordt Ira met 37 weken met een spoedkeizersnede gehaald. “Eigenlijk te laat. Hij had geen hartslag, ademde niet meer. De kinderarts heeft hem vijf minuten moeten reanimeren, voordat hij bij ons terugkwam.”

 Marlinde slikt en vervolgt: “Op dat moment denk je alleen maar: Godzijdank hij heeft het gehaald! Het is goedgekomen. Maar dat kun je eigenlijk helemaal niet weten. Als ouder heb je geen idee wat een reanimatie betekent, wat het betekent als de hersenen een tijd – we weten nog altijd niet hoe lang – geen zuurstof hebben gehad.” Het personeel wel: er komt direct een medisch maatschappelijk werker bij. Dat Ira zelfstandig uit zijn eerste flesje drinkt, noemen de verpleegkundigen ‘heel bijzonder voor ‘zo’n kindje’’. 

Wolken

Ontslagen uit het ziekenhuis, zit het hele gezin op een wolk. Soms op een donkere door zorgen, maar vaker op een roze. “We waren vooral opgelucht, want Ira was bij ons thuis. Ons gezin compleet. Achteraf gezien waren we in die periode in shock en hebben we hele delen van de bevalling verdrongen. Toen de kinderarts ons vertelde dat zij onze zoon had gereanimeerd, keken we haar ongelovig aan. Het was voor onze ogen gebeurd en toch wisten we het niet meer. Bizar.”

Achteraf gezien waren we in shock en hebben we hele delen van de bevalling verdrongen.

Ira wordt scherp in de gaten gehouden, maar op de eerste hersenscan is niets geks te zien. Fijn, denken Marlinde en haar man dan nog. “Later blijkt dan dat er op zo’n eerste scan, als het kindje nog zo jong is, bijna nooit iets is te zien. De uitslag zei eigenlijk vrij weinig, maar wij waren opgelucht.” Maar met de weken overspoelt dat zware gevoel Marlinde weer. “Ira ontwikkelde zich heel anders dan zijn zussen (dan 4 en 6 jaar). Hij was stijver, om de haverklap ziek. Dan was hij zo benauwd dat hij werd opgenomen in het ziekenhuis  en aan de beademing moest.” Marlinde voelt het steeds sterker: het is niet goed. “Ik deelde mijn vermoeden nog met niemand, zelfs niet met mijn man. Het uitspreken ervan maakte het nog heftiger, echter. Maar diep vanbinnen wist ik dat Ira nooit zou kunnen lopen…” 

Lees hier hoe het verdergaat met Ira en Marlinde.