‘Ik ben een andere moeder voor mijn zoon dan voor mijn dochter’
Mariëtte vreest dat ze net iets liever is voor zoon Casper (3) dan voor dochter Nora (2). “Ik trek je schoenen wel aan, als het moet tot je vijfenveertigste.”
Het loopt tegen zevenen, Casper is moe en ook nog eens hard gevallen, dus het verdriet is compleet. Er helpt maar één ding, en dat is een flesje melk. Ook al is hij ruim drie en ken ik voornamelijk leeftijdsgenoten die de fles al een jaar of wat geleden vaarwel hebben gezegd wat bij mij het besef heeft doen ontstaan dat wij er ook maar eens vanaf moeten. Maar ja, hij is extreem zielig – vindt hij zelf – en ik extreem ruggengraatloos, omdat ik geen zin heb in gedoe en een fles bij ons thuis een wondermiddel is.
Dus rent mama al naar de keuken voor het fabriceren van de zo gewenste fles en ach welja, daarna kruipt Casper natuurlijk op schoot en lurkt hem leeg, ondertussen af en toe met zielig stemmetje meedelend dat hij ‘zó moe, mama’ is. En ik ga natuurlijk meteen overstag en til hem naar boven, alwaar ik zijn teenslippers voor hem uittrek, want dat op zichzelf simpele klusje kan hij vast eigenhandig klaren, maar hij doet er altijd zo ingewikkeld over en uiteindelijk is daar weer die blik. ‘Mama mij helpen?’ Tuurlijk schattepattie, mama helpt je wel. Tot je vijfenveertig bent.
Tot zover mijn voornemen
Tot zover de uitwerking van mijn ooit zo stellige voornemen dat ik mijn zoon zou opvoeden tot een evenwichtige, moderne man: sterk, zelfstandig, mannelijk, maar niet bang om zijn emoties te laten zien. Dat laatste gedeelte, daarin slaag ik met vlag en wimpel, die credits moet ik mezelf geven. Aan het eerste gedeelte moet nog worden gewerkt.
Nee, dan Nora. Mijn meisje van anderhalf is het tegenovergestelde van haar broer. Ze is pittig en onbevreesd, Casper is voorzichtiger en kijkt wat langer de kat uit de boom. Als ze over pak ’m beet twintig jaar allebei zouden gaan backpacken, zou ik Nora makkelijker laten gaan. Die redt zich wel. Casper zou ik helaas undercover achterna moeten reizen, want hem loslaten vind ik niet te doen. Straks kan-ie niet slapen, of komt z’n veter in de knoop, en dan? Wie moet hem dan helpen?! Precies, zijn moedertje. Nora zou me waarschijnlijk op het eerste het beste vliegtuig naar huis zetten – volkomen terecht, natuurlijk – want die kan tegen die tijd vast haar eigen veters strikken en als ze niet kan slapen, gaat ze gewoon ergens dansen (doet ze nu ook, maar dan in haar eigen bed).
‘Ik hou van allebei meer dan van wie dan ook’
Ik ben, kortom, voor de één een andere moeder dan voor de ander. Wat niet wil zeggen dat ik voor een van de twee een leukere dan wel minder leuke moeder ben, want dat is niet zo. Ik hou van allebei meer dan van wie of wat dan ook, zou vandaag nog diverse vitale organen afstaan als ik ze daarmee op een of andere manier zou helpen en ben voor allebei even leuk, of niet-leuk, of lief, of hekserig, of welke omschrijving ze er later ook voor zullen geven, al dan niet op de sofa van de psych.
Maar ik ben dus niet dezélfde moeder. Ik vind het moeilijk er een goed woord voor te vinden. Voor Nora ben ik misschien harder, maar dat klinkt als rug toekeren en lijfstraffen en dat bedoel ik niet. Maar toch. Als Casper valt, raap ik hem op, neem hem mee naar de bank en knuffel hem tot hij stil is en met zijn koppie op mijn schouder alleen nog pruttelt dat hij echt heel zielig is. Als Nora valt, zet ik haar op haar voeten, geef haar een kus en laat haar verder lopen.
Mijn bikkeltje
Niet omdat ik haar pijn minder erg of belangrijk vind, maar omdat vijf minuten met haar knuffelen geen optie is. Dan ziet ze alweer tien dingen die ze belangrijker vindt, vergeet de pijn, wurmt zich los en stort zich vol enthousiasme op iets anders. Zij is mijn bikkeltje en ergens stimuleer ik dat misschien ook wel. Want waar ik Casper graag zie opgroeien tot die sterke man die niet bang is voor emoties, wil ik voor Nora eigenlijk hetzelfde, maar dan in vrouwenvariant.
Stoere vrouw die zichzelf kan redden, die niet bang is om haar emoties te uiten, maar die zichzelf er ook niet op een ongezonde manier in verliest. En onbewust ben ik – nu al, ook al zijn ze nog jong – bij de één een andere nadruk aan het leggen dan bij de ander. Bij Casper op het emotie-gedeelte, bij Nora op het stoere. Misschien komt dat door een ongetwijfeld achterhaald of cliché maar wel ingebakken gevoel dat jongens van nature hun stoerheid wel ontwikkelen en meisje van nature hun emoties, en dat ik aan de rest moet schaven. Voor zover mogelijk, want ik snap ook wel dat maakbaarheid en kinderen maar beperkt samengaan, maar goed, ik ben hun moeder en ik moet toch wat.
Lees ook
Fotoserie: 10x jongens met een pop >
Casper wil graag klein zijn, Nora graag groot
Ik denk ook dat het mede komt doordat ze allebei op een andere manier een beroep op me doen. Kort gezegd: Casper wil graag klein zijn, Nora graag groot. Casper vraagt het liefst hulp als hij zijn pyjamabroek moet uittrekken, Nora wordt boos als het haar niet lukt haar eigen veterschoenen vast te maken. Ik doe mijn best om voor allebei degene te zijn die ze nodig hebben, al ben ik de eerste om toe te geven dat ik daarbij misschien wel te weinig stuur.
Het zou vast beter zijn om Casper op een of andere manier te dwingen zelfstandiger te worden, terwijl Nora misschien wel moet leren haar emoties wat meer te beheersen, maar ach, ze is nog klein en ik vind het ook mooi om te zien hoe graag ze zelfstandig wil zijn. Het kom-maar-hier-mama-doet-het-wel-gevoel roept ze minder sterk op, omdat ze er gewoon minder behoefte aan heeft. Net zomin als Casper ooit driftig wordt omdat hem iets niet lukt wat hij per se zelf wil doen, omdat hij dáár minder behoefte aan heeft. Hij probeert het wel – die pyjamabroek bijvoorbeeld, maar ook zelf de deur van zijn politieauto vastklikken, of een boterham smeren, of zijn groenten snijden, of het pop up-speeltentje opzetten, iets waarvan Nora bijkans hysterisch wordt als zij het niet mag doen – maar als het niet al snel lukt, laat hij het graag aan mij over. Nora zet een verbeten koppie op, knijpt haar ogen samen en gaat door tot ze het voor elkaar heeft. En zo niet, dan zal het betreffende stuk speelgoed/kleding/eten het bezuren en wordt het boos door de kamer gesmeten. Ik wil haar best helpen, maar ik doe het niet, juist omdat ze dan nog bozer wordt en ik haar dus géén dienst bewijs.
De eyeopener van de dag
Laatst vertelde een collega – moeder van een inmiddels volwassen zoon – een verhaal wat je zonder overdrijven de eyeopener van de dag kan noemen. Van mijn dag, althans. Haar zoon werkte enige tijd op een incassokantoor en trok daar de op eigen onderzoek gebaseerde conclusie dat moeders tot in lengte van dagen klaarstaan om hun zoon uit de penarie te redden. In zijn jaren aan de incassotelefoon had hij de nodige moeders van wanbetalers aan de lijn gehad, die niet wisten hoe snel ze de opgelopen rekeningen van hun kind moesten wegpoetsen. Welgeteld nul keer ging het hier om de moeder van een dochter.
Nu hoop ik natuurlijk van harte dat geen van mijn kinderen ooit uit de financiële puree gevist dient te worden en ik ben er als de kippen bij om te beweren dat ik ze dan allebei zal helpen – of niet, maar in elk geval niet de een wel en de ander niet – maar het zette me toch aan het denken.
Dit leer je pas als ze 43 en zelfstandig zijn
Misschien moet ik wat minder zacht ei-ig zijn voor Casper. Wat vaker aandringen en hem niet zomaar laten opgeven als hij zijn gympies na vijf minuten nog niet zelf aan heeft gekregen. En misschien moet ik Nora juist leren dat hulp vragen niet erg is. Oké, ze is pas één, het is wat vroeg voor dergelijke levenslessen, maar ik kan er wel vast mee beginnen. Of misschien is dat allemaal zinloos en valt er op dit gebied helemaal niks op te voeden of te schaven, maar zoals wel vaker denk ik dat je dit pas leert als ze 43 en zelfstandig zijn.
Lesson learned
Hoewel, ik leer tegenwoordig ook nog weleens iets. Gisteravond was weer zo’n moment. Casper kreeg zijn sneakers niet uit. Nora had de hare al uitgetrokken én in de kast gezet, terwijl haar broer nog zat te klooien met het eerste klittenbandje. Ik wilde alweer to the rescue komen, maar mijn dochter was me voor. Met haar kleine vingertjes peuterde ze zonder moeite het klittenband los en moest ze haar volledige elf kilo in de strijd gooien om de schoenen uit te krijgen, maar toen stond ze er trots grijnzend mee in haar handen. Casper en ik klappen, natuurlijk, en ondertussen dacht ik: lesson learned.
Misschien moet ik gewoon wat vaker een stap terug doen en mijn kinderen hun gang laten gaan, iets wat opvoedtechnisch waarschijnlijk altijd een goed idee is. Dan komt het vast goed. En als ze dan later ook nog gezellig samen gaan backpacken, kan Nora mooi Caspers veters uit de knoop halen, en ik rustig slapen.
Dit artikel staat in Kek Mama Magazine en is al een keer eerder gepubliceerd.
Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >