7 dingen die ik moeilijk vind aan opvoeden
Gelukkig is er één troost: tegen de tijd dat de kinderen van Mariëtte achttien zijn slapen ze ongetwijfeld door, vechten ze elkaar de tent niet meer uit, kunnen ze mes, vork en tandenborstel hanteren én heeft ze af en toe weer tijd voor zichzelf – iets waar één op de vier moeders behoefte aan heeft, blijkt uit de Kek Mama jubileum-enquête.
1. Tandenpoetsen
We waren in de speelgoedwinkel en Casper (3) mocht iets uitzoeken. Iets kleins. Een prul van een euro ofzo. Maar zo werkt dat natuurlijk niet in een speelgoedwinkel, want binnen no time had hij de Toet Toet-auto’s gevonden – een grote favoriet van hem, we hebben een nogal uitgebreide collectie die soms tot mijn grote hartverzakking ’s avonds in de kast ineens begint te zingen, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Mondje open…
Zijn oog viel op Koos Kiepwagen en ik ging meteen voor de bijl, want het doel heiligde de middelen en het doel was: zijn mond opendoen bij de tandarts. Een kwestie waarover ik al diverse nachten wakker had gelegen, want als Casper zijn mond al niet open wenste te doen voor zijn Woezel en Pip-tandenborstel met Nijntje-tandpasta (wij zetten hier thuis graag zwaar geschut in om iets gedaan te krijgen van onze junioren), dan vast ook niet voor een hem onbekende vrouw in een witte jas en een kapje voor haar mond.
Dus lieten we Toet Toet mooi inpakken en herhaalde ik als een sekte leider de mantra: eerst mond open, dan Koos Kiepwagen. Het werkte wel, hij deed even later zonder problemen wat er van hem werd gevraagd. Ik stond zelfs een beetje voor schut bij de tandarts met m’n ‘hij vindt het echt heel eng dus niet te veel doen want dan gaat hij vast gillen en wegrennen’-geklets.
De hele trukendoos
Dat braaf z’n mond opendoen bleek eenmalig, want thuis was en is het nog steeds drama zodra er een tandenborstel in zicht komt. Gillen, krijsen, wegrennen, luidkeels ‘auw, auw, mama, auw!’ roepen, over de grond kronkelen – de hele trukendoos gaat open. Tegenwoordig is het zelfs dubbel drama, want Nora (1) heeft van haar broer geleerd dat tandenpoetsen te allen tijde voorkomen moet worden en gilt en krijst al net zo hard mee. Laatst zei iemand: ‘Je moet het ze gewoon zelf laten doen, dan vinden ze het minder erg.’ Dat klopt, omdat ze dan de tandpasta van hun borstels smikkelen en het ding vervolgens netjes terugleggen in de la.
Het enige wat helpt is de houdgreep, die ik dan ook stelselmatig toepas. Vind ik vreselijk, want ik kan niet tegen huilende kinderen – zie ook punt 3 – maar het is niet anders. Op sommige dagen geef ik mezelf een beetje vrij, dan stop ik de borstel lafhartig in hun mond en hoop dan een hapje tandpasta ook helpt tegen tandbederf.
2. Driftbuien
Ik snap echt wel dat de wereld oneerlijk is als je één bent (de terrible two’s vallen bij Nora wat vroeg) en je wil je jas niet aan. Of uit. Of je wil je jas binnenstebuiten. Of je wil je flesje haar lotion openmaken en leegdrinken. Of je wil geen luier om. Of juist wel. Of je wil niet in bad, en niet eruit, o nee niet erin, of nee wacht, toch niet eruit. Of je wil een winkelwagentje in de supermarkt en daarmee tegen iedereens benen aan rammen. En het meenemen in de auto. Ik snap het echt. Maar ik hang de vlag uit als die terrible two’s, three’s, fours of hoe lang het ook duurt voorbij zijn, want man, je kind aan één arm schoppend en krijsend moeten vervoeren, gaat best snel vervelen.
3. Straffen
Ik wist ooit best wel goed wat voor moeder ik zou worden: immer consequent en rechtvaardig doch streng. Uiteraard had ik toen nog geen kinderen en dan is het altijd wat makkelijker moederschapsplannen maken dan wanneer de diverse junioren al rondlopen en daadwerkelijk opgevoed moeten worden.
Zacht eitje
In de praktijk ben ik zeker rechtvaardig, wisselend consequent en zelden echt streng. Niet omdat ik tegen streng optreden ben, maar omdat ik een zacht
ei zonder ruggengraat blijk te zijn. Ik vind het gewoon moeilijk op te treden en kan heel slecht tegen huilen. Ik doe het wel, dat optreden, maar alleen als ik er echt niet meer onderuit kan. Als de veren van de bank te hard kraken onder het feit dat Casper onze meubels als trampoline gebruikt, bijvoorbeeld, en drie keer dreigen met hel en verdoemenis echt niet heeft geholpen. Maar als er dan een driejarige hartverscheurend staat te huilen op de gang – met snot en veel ‘mamaaaaa, maaa-ha-maaa’-drama – denk ik alleen maar aan die hechtingsstoornis die hij nu natuurlijk oploopt.
Los daarvan vind ik straffen ook nog eens ingewikkeld, want als het snot en de tranen zijn gedroogd, weet Casper doorgaans niet hoe snel hij terug moet sprinten naar diezelfde bank en begint het hele feest van voren af aan. Het record is vijf keer achter elkaar op de gang wegens trampolinespringen en dat hij toen ophield kwam alleen maar door het feit dat we ter afleiding de hond gingen uitlaten.
4. Vijf uur ’s middags
Er bestaan mensen die zeggen dat ze elke minuut van de dag van hun kinderen genieten en die mensen worden door mij met open mond bewonderd. Er is namelijk een uur per dag dat ik het liefst verdwijn met de hond / met wijn doorbreng / mijn kinderen uitbesteed naar geduldiger mensen dan ikzelf. Zodra de klok vijf uur slaat veranderen de huiselijke minder-jarigen namelijk in hangende, zeurende, krijsende, ruziënde, licht ontvlambare monsters die al gaan bijten als je alleen maar naar ze wijst of als ze naar elkaar wijzen.
Tablet(s)
Hoewel ik het iPad-gebruik echt aan banden probeer te leggen, sta ik het liefst om 16.59 uur al met mijn hand in de kast om de tablets – nee, die s is geen tikfout, mijn kinderen hebben er allebei één, een feit waarvoor ik uiteraard veroordeeld dien te worden, maar het is zo makkelijk en als ik de makkelijke opvoedweg kan kiezen zal ik dat niet snel laten – te pakken.
Niet dat het eind van de middag dan ineens een oase van rust betekent in ons huis, want als Nijntje (Nora’s favoriet) dan ineens harder staat dan Casper & Lisa (Caspers Netflix-matties) breekt alsnog de pleuris uit. Gelukkig bestaat er dus wijn.
Lees ook
8 dingen die mensen je niet vertellen over kinderen opvoeden >
5. Ze leren doorslapen
‘Ja, maar dan hou je het ook wel een beetje zelf in stand, hè.’ Ze heeft natuurlijk gelijk, de (overigens geweldige – ik ben dol op haar) dokter van het consultatiebureau. Ja ik doe het zelf, ja zolang ik Nora ’s nachts blijf troosten met flesjes gaat ze nooit doorslapen, ja ik moet een keer doorpakken, maar hoe vaak ik me ook voorneem om niet voor de bijl te gaan: ik verkies toch altijd de vijf minuten die het me kost om een flesje te maken boven het gedoe van troosten, naar bed sluipen, weer troosten, weer naar bed sluipen, weer terug naar haar kamer, een bijkans hysterische dreumes proberen te kalmeren en dat dan nachten achter elkaar, want leren doorslapen is natuurlijk niet in één enkel nachtje gepiept.
Tot die tijd
Vannacht nam ik het me weer voor, maar toen ik me om 2.05 uur, 2.36 uur en 2.52 uur kreunend en wel naar Nora’s kamer had gesleept, wist ik niet hoe snel ik naar de melk moest grijpen. Ooit gaat ze vast vanzelf doorslapen, tot die tijd probeer ik mijn onvermogen om door te pakken te maskeren met wat goedbedoelde opvoedpraat als ‘kinderen zijn tot vier jaar helemaal niet in staat om een nacht lang door te halen, hè’, ‘het is goed voor haar zelfvertrouwen als ze zich ’s nachts getroost voelt’ en nog wat van die dingen die ik op totaal niet wetenschappelijk onderbouwde websites heb gelezen en die waarschijnlijk ook niet waar zijn.
6. In de auto
In Nora’s eerste jaar maakten we de fout te denken dat het leuk was met de auto op vakantie te gaan, want o wat konden we veel spullen meenemen en o wat zou het relaxed zijn om niet te hoeven vliegen. Nu moet ik wat beschaamd gniffelen om deze gedachten, want het was de hel omdat mijn kinderen – in tegenstelling tot hele volksstammen die dit probleem niet kennen – niet slapen in de auto. Gewoon nooit. Ja, vijf minuten voor aankomst, dan wel.
Maar verder vermaken ze zich met het gooien van diverse spullen, uitvinden wie het hardst kan gillen (een competitie die Nora doorgaans wint, tenzij ik ineens helemaal klaar ben met dat die takkeherrie op de achterbank, want dan win ik), elkaar slaan en het bij een snelheid van honderdtwintig kilometer per uur opeisen van flessen en spenen die natuurlijk stuk voor stuk onder de voorstoelen zijn gerold.
7. Tafelmanieren
Ik heb geluk, want mijn kinderen eten vrijwel alles. Nu zou ik daar graag de credits voor nemen en zeggen dat het komt door mijn zeer consequente eet-strategie, maar het ging vanzelf en ik kan het moeilijk mijn eigen verdienste noemen. Wat wel mijn verdienste zou kunnen zijn, is als ze altijd netjes met bestek zouden eten, geen slab meer nodig hadden en rijst naar binnen zouden kunnen werken zonder dat je nog wekenlang korrels onder de tafel vindt. Maar helaas, dat doen ze niet.
Automatische stofzuiger
Gelukkig hebben wij een hond – wie dit niet heeft, zou ik onmiddellijk de aanschaf ervan willen adviseren dan wel op het hart willen drukken gewoon geen rijst meer te eten – die het rijstprobleem meestal voor ons oplost, maar dan nog. Een dag zonder appelstroop in hun haar is zeldzaam, ze moeten elke avond in bad om de tomatensaus/aardappelstukjes/sperziebonen uit hun wenkbrauwen te verwijderen en bestek gebruiken ze eigenlijk voornamelijk om mee op tafel te trommelen.
‘Netjes eten’
Mijn ouders leggen een zeil op de parketvloer als mijn kinderen komen eten en in restaurants haal ik eerst even een snoetenpoetser over de grond voor ik weg durf te gaan, dus je zou wel kunnen stellen dat ik heel snel aan de slag moet met het onderdeel ‘netjes eten’. Maar eigenlijk ben ik al heel blij dat ze überhaupt eten en dat het bij ons weliswaar rommelig maar wel doorgaans gezellig is aan tafel, dus schuif ik het doorpakken voor me uit en hoop, zoals wel vaker, dat deze kwestie zich vanzelf oplost voor hun achttiende verjaardag.
Dit artikel staat in Kek Mama magazine en is al een keer eerder gepubliceerd.
Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >