Lara: ‘Ik kon zelfs mijn eigen dochter niet om me heen verdragen’

03.01.2024 19:00

Lara Temme is tekstschrijver en woont samen met haar zoon (7) en dochter (9) in Brabant. Thuis wordt er veel gelachen, geknuffeld, gehuppeld en gezongen. Wel vals, maar daar heeft het gezin zelf weinig last van. Evenals de altijd rommelige zolder. 

Ik heb het verpest. En dan niet een beetje, nee, echt compleet. En het is met geen mogelijkheid terug te draaien. Ik weet dat het niet mijn schuld is, dat ik heb gedaan wat ik kon, maar af en toe grijpt de wetenschap dat het definitief is me ineens aan. Want schijnbaar zijn ze cruciaal, de eerste 1000 dagen van het leven van je kind. Vanaf het moment van de bevruchting tot aan de tweede verjaardag wordt de basis gelegd voor een fysiek en mentaal gezond leven. Dat is al langer bekend, maar toen een vriendin van me laatst een link doorstuurde naar de website van de Gezonde Generatie, werd ik daar weer aan herinnerd. En aan mijn eigen tekortschieten.

Dagen doordrenkt van angst

Ik ben graag het braafste meisje van de klas – altijd al geweest. Helemaal tijdens mijn zwangerschappen. Zo een die alle adviezen opvolgt, alles volgens het boekje doet en geen enkel risico neemt. Kijk mij eens mijn best doen! Maar ik was nog niet bij dag 150, of ik faalde al. In plaats van na te denken over namen en me te verheugen op de volgende echo, zat ik bij de crisisopvang van de GGZ mozaïeksteentjes op een houten doosje te plakken. Mijn angststoornis, die al deel van me uitmaakt sinds mijn vijfde, sloeg ongenadig hard toe. Al mijn wauw-wat-ben-ik-toch-goed-bezig-voorbereidingen (inclusief preventief bezoek aan de POP-poli) ten spijt. Mijn leven bestond uit dagen doordrenkt van angst, waarin elke minuut een dag leek te duren. Minuten waarin ik dacht dat ik gek werd, dat ik hier nooit meer uit zou komen. Ik zat totaal gevangen in mijn eigen hoofd.

“Ik kon zelfs mijn eigen dochter niet om me heen verdragen. Ik miste haar eerste stapjes – zij miste haar betrokken moeder”

Licht aan het einde van de tunnel

Het is bizar om je leven zo tussen je vingers door te zien glippen. Ik kon zelfs mijn eigen dochter niet om me heen verdragen. Ik miste haar eerste stapjes – zij miste haar betrokken moeder. Ik wist absoluut niet hoe ik verder moest. Maar ik moest. Want ik was niet alleen. Er zat een jongetje in mijn buik. Een jongetje waarvoor ik moest blijven knokken. Omdat ik de enige was die dat kon doen. Voor hem en voor mijn meisje van anderhalf moest ik mezelf uit de krochten van mijn gedachtenspinsels trekken. Mijn man zou het wel redden zonder mij, maar mijn kinderen: die hadden me nodig. Nu en later.

Toen er na twee maanden eindelijk licht begon te schijnen aan het einde van de tunnel, probeerde ik mijn leven weer op te pakken. Gemakkelijk was het niet. Doodsbang was ik, dat de angsten weer terug zouden komen. Door de heftige nachtmerries en huilbuien heen probeerde ik om te gaan met de wanhoop en machteloosheid die ik had ervaren. Uiteindelijk lukte het me om de donkerte achter me te laten, knipperend tegen de felle schittering van het leven, als een lentebloem die voor het eerst de zon ziet.

Met volle angst vooruit

Zeven en negen zijn ze nu. Mijn vrolijke, sociale kinderen, die niet vaak ziek zijn, het prima doen op school en veel vriendjes en vriendinnetjes om zich heen hebben. Ze voelen zich fijn en dat is het grootste cadeau dat ik kan krijgen. Ook met mijzelf gaat het goed: na het jarenlang volgen van allerlei therapieën, waarbij de laatste in het rijtje me ein-de-lijk mijn hoop teruggaf, kan ik weer vooruitkijken.

Ik weet niet of er ooit nog een rekening komt van de periode waarin ze allebei stabiliteit en moederliefde tekort zijn gekomen. Wat ik wel weet, is dat zíj degenen zijn die hem dan zullen moeten betalen. Dat is iets waar ik me altijd schuldig over zal voelen. Ondanks dat heb ik vertrouwen in wat komen gaat. Dat ze hun weg zullen vinden, ondanks die eventuele achterstand. De eerste 1000 dagen kan ik niet meer overdoen. Maar wat betreft de 20.000 daarna: we gaan ervoor. Met volle angst vooruit.