Zomervakantie? Laat mij maar thuis!
Twee kleine kinderen, hysterische to-do-lijstjes en 450 kilo aan spullen. Wij begrijpen helemaal dat Mariëtte Middelbeek liever vakantie viert in haar achtertuin.
Voordat we een kind hadden, ging het zo: we boekten een vakantie, en dan gingen we. De voorbereiding bestond uit een uurtje de koffer inpakken, de hond naar de oppas brengen en een stel goede oortjes aanschaffen want er moesten minimaal drie films worden gekeken tijdens de vlucht. Inmiddels is dat een beeld uit een ver verleden, waar ik jammer genoeg destijds niet wat meer van heb genoten, want sinds ons leven in anderhalf jaar is verrijkt met twee kinderen, is het onderdeel ‘vakantievoorbereiding’ aanzienlijk veranderd.
Echt geen huisjespark in de Achterhoek
Het onderdeel ‘vakanties’ in het algemeen trouwens. Toen Casper (nu 3) zich aandiende, wisten alle ervaren ouders in onze omgeving het zeker: vanaf nu zouden wij ons niet langer buiten de grenzen van het land begeven, laat staan het continent. Want: gedoe. Nu hadden man Erik en ik de diep gekoesterde overtuiging dat wij ‘niet zo zouden worden’, waarbij ‘zo’ zoiets betekende als: huisjespark in de Achterhoek.
Oké, ook geen Serengeti
Want hoezo zou de komst van een kind het einde betekenen van een leuke vakantie zo nu en dan? Oké, de Serengeti zouden we voorlopig waarschijnlijk niet meer zien, maar verder was de sky wel zo’n beetje de limit. Voor wie nu schamper lacht: ik snap het. Maar we waren ouders met een gebrek aan ervaring en een overdosis zelfoverschatting.
Roadtrippen in Amerika
Dus daar gingen we. Casper net één geworden, wij naar Amerika. Roadtrippen. Ik begon vier weken van tevoren met de voorbereidingen. Erik (van het type: ik heb mijn paspoort en een onderbroek, dus we kunnen gaan) dacht dat ik gek was geworden, maar ik had inmiddels zo veel nog doen/nog kopen/nog onthouden/nog regelen-lijstjes dat ik het sowieso niet zag gebeuren dat we voor Caspers achtste verjaardag zouden vertrekken.
Het babykledingplan
Regelzaken, inkopen doen, een heus kledingplan opstellen (als Casper nou op maandag die blauwe broek nog aan heeft, en op dinsdag zijn groene shirt, dan kunnen die nog net mee als ik ze op woensdag kan wassen maar dat moet ik dan natuurlijk niet vergeten, dus dat moet ik nu opschrijven ook al is het half vier ‘s nachts – dat idee) en mijn hoofd breken over levensvragen als: wat als al zijn zes spenen kwijtraken en hij de lokale variant niet lekker vindt? (Mijn antwoord: nog minstens twee extra spenen in de koffer. Eriks antwoord: dat gebeurt niet.)
Het vliegtuig in
Daarnaast belde ik ongeveer 31 keer met de luchtvaartmaatschappij. Want dubbelcheck: mocht er echt én een autostoeltje én een buggy mee (ja, hoezee!), hoeveel kilo handbagage kon ik mee het vliegtuig in slepen (twaalf kilo per persoon, maar ‘wij controleren niet zo streng’) en kon ik een babybedje reserveren (nee, tenzij mijn kind nog geen tien kilo woog, waarop ik zijn gewicht maar wat naar beneden afrondde en hoopte dat er geen weegschaal aan boord was).
Beschikbaarheidsgarantie van het bedje was er echter niet, waarop ik toch maar dat zelfopblazende matrasje mee aan boord nam, want dan kon Casper in elk geval op de grond voor de stoelen slapen. Ik ging er namelijk van uit dat hij minstens drie uur onder zeil zou gaan en dat zat zo irritant met een kind op schoot, maar dat bleek sowieso een joekel van een inschattingsfout die alleen onervaren ouders als ik maken.
Lees ook
‘De beste vakantie voor mijn kinderen? Thuisblijven’ >
‘Het vliegtuig zelf was belangrijker’
Aangezien het gewenste bedje kapot was, leek het matrasje even enorm van pas te gaan komen. Nog voor we in de lucht waren, had ik al diverse malen triomfantelijk aan Erik meegedeeld dat mijn tijdrovende doch excellente voorbereiding ons nu alsnog een zoet slapend kind zou opleveren. Achteraf gezien is het eigenlijk best een wonder dat hij op dat punt niet van me is gescheiden, maar goed.
Het sloeg dus nergens op, want matrasje of niet, Casper werd zo in beslag genomen door het vliegtuig, de medepassagiers en de vraag hoe hard je op de voeten van de mensen aan de andere kant van het gangpad kon rammen, dat hij slechts twintig minuten wenste te slapen. Op internet had ik de tip gelezen vooral nieuw – want onbekend en dus leuk – speelgoed mee te nemen, maar ik bleek een kind te hebben zonder enige interesse in zingende speelgoedautootjes en babylaptops.
Genant
Ineens begreep ik al die ouders die altijd rondjes lopen door vliegtuigen en van wie ik me in een pre-kinder-tijdperk weleens met een vleugje irritatie had afgevraagd of ze niet gewoon konden gaan zitten. Nu was ik degene die gedwee achter een kruipende dreumes aan hobbelde, verontschuldigend glimlachend (‘Ja, haha, het is wat met die kinderen hè, als ze eenmaal kunnen kruipen dan willen ze niks anders meer’) en gelaten geïrriteerde blikken incasserend. En dat bleken nog milde blikken vergeleken bij de terugreis, toen Casper tot zijn grote vreugde ontdekte dat je staand op een vliegtuigstoel met je kleine kinderhandje dus precies op het hoofd van de passagier voor je kunt meppen, maar dat is een gegeven waar ik niet zo graag aan terugdenk.
Op weg naar Frankrijk
Dit jaar doen we het anders. We zijn inmiddels een kind (lees: nog eens 391 kilo extra spullen) rijker en bagagerestricties bezorgen me de rillingen, net als de gedachte aan medepassagiers die zich hebben ingesteld op een rustige vlucht. Dus hebben we een huisje geboekt op het degelijkste, meest kindvriendelijke park van Frankrijk, gelegen op auto-afstand, alwaar wij met familie en vrienden (onder het motto: hoe meer kinderen ter entertainment, hoe groter de kans op het lezen van een half boek) twee weken aan de rand van het zwembad zullen doorbrengen.
‘Laat mij maar thuis’- gevoel
En dan nog schiet ik nu al in de stress. Ik had vroeger een vriendin wier moeder elk jaar op de avond voor vertrek licht hysterisch tegen haar man verkondigde dat ze van de hele vakantie afzag. Elk jaar reageerde hij op dezelfde manier: ‘Dat is goed schat, vertel je het zelf even aan de kinderen?’ De moeder van een collega kreeg vlak voor de reis altijd bloedneuzen, mijn eigen moeder hoofdpijn.
Ik wil maar zeggen: de tijd dat vakanties relaxed waren, ligt momenteel ver achter mij. Ik koester ze echt, die foto’s van Casper in de Amerikaanse camper, zijn blonde krullenkop voor het Witte Huis of het nu al legendarische kiekje waarop hij kopje onder gaat in de Atlantische Oceaan. En ongetwijfeld gaat hij het geweldig hebben op dat degelijke Franse huisjespark. Maar toch bekruipt mij bij vakantie tegenwoordig een ‘laat mij maar thuis’-gevoel. We hebben een achtertuin, een plastic badje dat pijn doet aan je ogen en met een beetje geluk ook een paar dagen zon. De reistijd naar de plaatselijke ijssalon past precies binnen Caspers maximum en als er iets gebeurt, hoef ik niet te communiceren in een taal waarin ik uitsluitend twee stokbroden kan bestellen.
Top vakantie
Maar ik doe het niet, thuisblijven. Omdat een mens er zo nu en dan toch even uit moet (zeggen ze), omdat ik met zo’n voorstel bij de echtgenoot niet aan hoef te komen en ook omdat veel van mijn eigen fijne jeugdherinneringen vakantiegerelateerd zijn en ik mijn kinderen dat ook gun.
In plaats van me in de achtertuin te installeren begin ik dus een maand voor vertrek met de voorbereidingen, vul de dakkoffer (ja, die hebben we nu. Geen commentaar, please) tot de nok en schort alle opvoedregels op tot het najaar. Schermentijd onderweg wordt voor de gelegenheid onbeperkt, ik wapen me met een boodschappentas vol voedsel dat ik in geval van schreeuwen zo naar de achterbank kan kieperen en we rijden maximaal zeshonderd kilometer in twaalf uur. Alle bekende kinderliedjes komen tegen die tijd ongetwijfeld onze neus uit en waarschijnlijk zien we meer Franse parkeerplaatsen dan me lief is, maar alles ter voorkoming van geschreeuw bij een peuter die normaal gesproken al ongeduldig wordt tijdens een tochtje naar de Albert Heijn.
Tegen de tijd dat we aankomen zijn we vast gesloopt, hebben we bloedneuzen, hoofdpijn en spijt dat we überhaupt ons huis hebben verlaten, maar gelukkig heeft twee jaar moederschap me geleerd dat lauw geworden rosé ook best te doen is. Als ik dan ook nog medium-bruin weet te worden én dat halve boek kan lezen, wordt het een top-vakantie.
Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.
Meer herkenbare verhalen lezen? Volg ons op Facebook.