Patrick: ‘Laten we dit nooit (meer) tegen onze kinderen zeggen!’

Illustratie bij: Patrick: ‘Laten we dit nooit (meer) tegen onze kinderen zeggen!’ Beeld: Paulien van Beusekom
Patrick van Rhijn
Patrick van Rhijn
Leestijd: 4 minuten

Patrick (54) is schrijver van romans en freelance tv-redacteur. Hij woonde over de hele wereld en heeft vijf kinderen. Voor zijn column put hij uit een oneindige bron van even herkenbare als opmerkelijke verhalen over het vaderschap.

Lees verder onder de advertentie

Gisteren in de supermarkt hoorde ik een moeder tegen haar peuter zeggen: “Hou op! Iedereen kijkt naar je.” Ik was de enige in de buurt. En ja, ik keek ook. Maar niet naar dat kind – dat gewoon luidkeels duidelijk maakte dat hij écht geen courgette in het karretje wilde – ik keek naar de moeder. Die mijn aanwezigheid gebruikte om haar punt te maken. Ik hoorde die zin en dacht: wat zeggen we eigenlijk allemaal tegen onze kinderen, vaak uit pure moeheid of frustratie, dat hun zelfbeeld, hun vertrouwen en hun gevoel van veiligheid ondermijnt?

Lees verder onder de advertentie

Tuurlijk, we hebben allemaal van die zinnen. Niet omdat we slechte ouders zijn, maar omdat we mensen zijn. Mensen met slaaptekort, deadlines, een overvolle agenda en een of meer kinderen die doen wat hun kinderbrein hen ingeeft. Neem de klassieker: “Stop eens met zo lui te zijn.” Die heb ik thuis ook weleens gebruikt. Wat ik bedoelde: “Ik trek het nu even niet meer, wil je alsjeblieft opschieten?” Wat mijn kind hoorde: “Ik bén lui.” En daar bouwt hij dan zijn identiteit op, terwijl ik het natuurlijk nooit zo zwaar bedoelde. Maar tienduizend kleine speldenprikjes maken samen ook een heel groot gat… Ik had vroeger een stiefvader die op vakantie steeds tegen me zei “Niemand mag jou!”.

“Oké, je komt niet mee? Nou doei dan!”

En wat dacht je van deze rode vlag van formaat: negatief praten over de andere ouder.

Hoe verleidelijk het soms ook is (“daar moet je bij je vader voor zijn, die snapt ook nooit hoe de wasmachine werkt”), je kind hoort: de helft van wie ik ben, is stom. En dat is een boodschap die je helemaal niet in dat kleine hoofdje wilt stoppen. Toch?

Een zin die we volgens mij ook beter in de prullenbak kunnen gooien: “Oké, je komt niet mee? Nou, doei dan!” En dan weglopen. Pffff. Op het eerste gezicht klinkt het krachtig. Maar voor een peuter voelt het alsof je serieus overweegt hem daar achter te laten. Onveilig. Vertrouwen in de prullenbak, paniek en angst zijn gezaaid. Onbedoeld, maar toch…

Lees verder onder de advertentie

“Eikel”, “Niksnut”, “Wat ben jij voor idioot?!”

Nog eentje: “Je moet delen.”

Tuurlijk, we willen graag dat onze kinderen leren delen. Alleen, afdwingen met bevelen is alsof je tegen iemand zegt: “Je moet ontspannen.” Werkt averechts. Delen leer je volgens mij door het voor te doen en niet door het op te leggen als iemand eigenlijk zelf al zijn snoepjes op wilde eten.

Er zijn ouders die raken zo verdwaald in hun emoties dat ze dingen roepen als ‘Eikel’, ‘Niksnut’ en ‘Wat ben jij voor idioot?!’ Die hebben geen ander doel dan je kind te kleineren. Wat daarnaast ook echt raakt op een dieper niveau is het hartverscheurende “Je maakt me verdrietig”. Dat klinkt onschuldig, maar het legt een last op kinderschouders die nog niet eens stevig genoeg zijn om een rugtas te dragen. Wij zijn zelf verantwoordelijk voor onze emoties, niet onze kleintjes.

Lees verder onder de advertentie

Dussssss, hoe stoppen we dit? Ik denk door bewust te zijn. Door een mini-pauze in te bouwen voordat we iets zeggen. Door onszelf toe te staan ook maar gewoon moe te zijn – zonder dat ons kind daar de rekening van betaalt. Want ja, soms floept er wat uit. We zijn geen robots. Maar laten we eerlijk zijn: onze kinderen hebben al genoeg te verwerken. Zoals het feit dat broccoli kleine boompjes zijn die ze geacht worden op te eten. Dat lijkt me voor een kinderbrein al traumatisch genoeg.

Meer lezen van Patrick? Hier vind je al zijn andere columns.

Lees verder onder de advertentie

Meest bekeken

Facebook Twitter Whatsapp E-mail