‘Een kind midden op de drukke weg. Naast hem een fiets met zijwieltjes, één wieltje draaide zelfs nog’

14.09.2022 15:40
Ellen

‘Miles, blijf zitten!’ riep ik. Waarna ik de auto liet staan en naar het kind toe rende. Op zo’n moment vergeet je dat je 33 weken zwanger bent en normaal gesproken het tempo van een slak hebt.

Soms heb je van die dagen. Dan lig je ’s avonds eindelijk in bed en blijf je maar malen over van alles.

Zaterdag was bij mij zo’n dag. We hadden de verjaardag van Lewis gepland en voorafgaand hadden de jongens allebei – uiteraard op verschillende tijden – een voetbalwedstrijd. Het was rennen en vliegen en het kwam ook nog eens met bakken uit de hemel. Tussendoor hadden we tien minuten om thuis wat droogs aan te trekken en snel een broodje weg te werken en daarna moesten we weer richting het voetbalveld. Toen gebeurde het.

Ik wilde de wijk uitrijden en rechts afslaan, en daar lag hij. Een kindje, midden op de drukke, doorgaande weg. Naast hem een fietsje met zijwieltjes, één wieltje draaide zelfs nog. Het ongeluk was nét gebeurd, misschien vijf seconden daarvoor. 

‘Miles, blijf zitten!’ zei ik. Waarna ik de auto liet staan en naar het kind toe rende. Op zo’n moment vergeet je dat je 33 weken zwanger bent en normaal gesproken het tempo van een slak hebt. Samen met mij kwam er nog een vrouw bij – die verpleegkundige bleek te zijn – en de mensen die het kind hadden aangereden. 

‘Hij was er ineens!’ De schrik in hun ogen. Ik gokte dat het jongetje zes jaar was, niet veel ouder.

‘Heeft er iemand de hulpdiensten gebeld?’ riep ik, terwijl ik terug rende om een kleed uit mijn achterbak te pakken. Dat was het geval, 112 werd gebeld. 

Ik rende samen met Nils terug – die achter mij reed omdat hij zelf naar voetbal moest – en dekte het kindje toe. Iemand schoof heel voorzichtig een handdoek onder zijn hoofdje. Hij bloedde flink en leek bij bewustzijn, maar hij was in paniek en had duidelijk pijn. Op dat moment kwam mijn BHV-cursus van een aantal jaren geleden terug. Níet verplaatsen, laten liggen, warm houden, geruststellen. 

Het was direct een chaos op het drukke kruispunt. Een aantal mannen trok hesjes aan, zij regelden het verkeer. Wat deed dit kind hier in zijn eentje, op een druilerige zaterdagochtend, op zijn fietsje langs een drukke weg?

‘Waar zijn zijn ouders?’ riep ik. Maar buiten de omstanders was er niemand. Geen ouders te bekennen. Ik keek de verpleegkundige vol ongeloof aan. ‘Weet iemand waar hij woont? Wie zijn ouders zijn?’

Niemand wist het. 

Ondertussen was het kind verschrikkelijk in paniek. Hij schreeuwde en draaide met zijn ogen. Op dat moment zagen we dat hij een flinke hoofdwond had en bloedde uit zijn oortje. Het vervelende was: we konden hem niet verstaan en hij leek ons ook niet te verstaan. Hoe vraag je een kind dan waar papa en mama zijn? Waar hij woont?

De ambulance kwam redelijk snel, ik denk na een minuut of acht, negen. Toch leek het enorm lang te duren. De mensen die hem hadden geraakt bleven er constant bij, hen treft geen enkele blaam. Ze waren geschrokken, maar betrokken, en bleven bij hem. De verpleegkundige en ik hadden ons best gedaan om hem te kalmeren en gerust te stellen en toch zo stabiel mogelijk te houden. De mannen regelden het verkeer en het jongetje lag uiteindelijk onder verschillende dekens om hem warm te houden. Iedereen schakelde over op hulpstand. Mooi om te zien en toch heel tragisch, want het kindje bleef alleen. 

Toen Miles zijn wedstrijd voetbalde en ik op een bankje langs de lijn voor de tweede keer die ochtend drijfnat zat te worden, merkte ik toch dat het me meer deed dan ik in eerste instantie dacht. Een veeg bloed zat nog aan mijn jas en ik bleef dat kleine lijfje maar voor me zien, hulpeloos liggend op straat naast zijn fietsje. Miles had er gelukkig weinig last van, hij had de helft niet eens meegekregen. Ik hoopte zo dat ze in het ziekenhuis hadden kunnen achterhalen waar het kindje vandaan kwam, dat ze zijn ouders inmiddels hadden kunnen bereiken. Wat een nachtmerrie.

Uiteindelijk, na de verjaardag van Lewis, lag ik dus in bed en dacht ik aan de strijd die ik heb gevoerd tegen hardrijders in de wijk. De gemeente doet er niks mee. Ik weet dat de mensen die het jongetje aanreden niet te hard reden, maar je hebt ze erbij … sommigen rijden met gemak zestig of zeventig kilometer per uur in een woonwijk! En het gekke is dat het vaak mensen zijn met kinderen achterin. Wáárom rijd je zó hard? Je zult een kind aanrijden met die snelheid. Ik hoop met heel mijn hart dat het goed gaat met het jongetje en dat zijn ouders snel geïnformeerd zijn. Toen mijn kids klein waren hadden ze altijd een hepla – zo’n ijzeren, militair plaatje – aan hun jas hangen met hun naam en mijn telefoonnummer erop. Juist voor dit soort dingen. Gelukkig is het nooit nodig geweest, maar het zal je gebeuren. Een ongeluk zit echt in een heel klein hoekje en kinderen zijn onvoorspelbaar, dat blijkt maar weer. 

Lees elke maand de mooiste verhalen, meest herkenbare columns en de leukste tips voor jou en je kids. Abonneer je nu op Kek Mama en krijg tot 45% korting.