
Elise: ‘We zwaaiden blij naar papa in de zee, niet wetende wat zich echt afspeelde’
Wat begon als een onschuldige stranddag, veranderde onverwachts in een moment van pure paniek voor Elise en haar gezin toen haar vriend de zee in ging.
Patrick (54) is schrijver van romans en freelance tv-redacteur. Hij woonde over de hele wereld en heeft vijf kinderen. Voor zijn column put hij uit een oneindige bron van even herkenbare als opmerkelijke verhalen over het vaderschap.
Soms droom ik weer dat ik bij de bevalling van een van mijn kinderen ben. Zoals gisteren. En zijn het nou nachtmerries of sprookjes? Drie keer in mijn leven was ik bij een geboorte en elke keer dacht ik: zo voelt machteloosheid dus.
Bij de geboorte van mijn oudste zat ik naast haar moeders bed terwijl de kamer zich ineens vulde met mensen. Mijn dochters hartslag ging van torenhoog naar bijna onmeetbaar laag en terug terwijl ze nog in het geboortekanaal was. De verloskundige fluisterde tegen een collega: “Dit zien we niet vaak. Haal de arts.” Het was net hard genoeg zodat ik het hoorde.
Ik probeerde kalm te blijven, maar alles in me schreeuwde. En toen, uit het niets, was ze daar. Warm, glibberig, levend. En gezond. Goeie Apgar-score, sterke longen, de mooiste dichtgeknepen en door de geboorte opgezwollen ogen. Tien vingers, tien tenen. Haar gekrijs was het mooiste dat ik tot dan toe had gehoord in mijn leven. Met de opluchting kwam de verliefdheid, en die is er nog steeds.
Bij mijn tweede dochter ging het niet rustiger. Buiten dat mijn eigenwijze meisje aanvankelijk in stuit lag, klom er tijdens het puffen ineens een assistente op handen en knieën op de buik van mijn vriendin. Ik schrok me rot. “De baby moet eruit”, zei iemand. “Nu.”
Apathisch stond ik daar, geen idee hoe lang. Plots was daar een extra opgetrommelde arts die met kracht de placenta eruit rukte. Serieus. De spetters bloed zaten op de muren. De naweeën voor mijn toenmalige vriendin waren minder fijn daarna met allerlei instabiliteit, maar tijdens het krijsen van de baby besefte ik hoeveel geluk ik had met twee gezonde meiden.
En toen moest mijn zoon nog komen. We woonden in een huisje in het Zweedse bos. Alles was prachtig. Rust, ruimte, natuur. Tot de weeën onverwacht begonnen. Toen veranderde dat ‘afgelegen’ ineens in: we gaan een baby krijgen op de snelweg. Racen dat ik deed. Scheuren. En steeds maar naast me kijken of alles nog wel goed ging.
We haalden het nét. Net binnen braken de vliezen en nog geen kwartier nadat we het ziekenhuis binnen liepen, mocht zijn moeder persen. In een zucht was hij er. Alsof het niet waar was.
En nu zijn ze er alle drie. Ze leven, lachen, zeuren, groeien. Ze halen hun schouders op als ik vertel hoe spannend het bij ieder van hen was. Boeien, zie ik ze denken. Maar ik weet beter. Ik vergeet het niet. Niet de stress. Niet de opluchting. Niet de tranen die ik toen stiekem wegslikte. En misschien stel ik me aan, als man. Maar ondanks dat de allllergrootste heftigheid natuurlijk gedragen wordt door jullie moeders met jullie eindeloze kracht alles te kunnen dragen en omarmen (dieppp respect), is er ook de stille impact bij ons vaders. Bij mij komt die er dus nog steeds weleens uit. In de vorm van angstzweet als ik droom.
Ga voor me-time met Kek Mama Magazine!