Moeder onder vuur na delen naam baby: ‘Kunnen ze je hier niet voor aanklagen?’
Toen Aubree Jones trots een TikTok deelde waarin ze haar pasgeboren dochter introduceerde, verwachtte ze een stroom aan hartjes en felicitaties.
Eigen beeld
Deborah (30) is samen met haar man en moeder van twee zoons Jake (3) en Cody (1). Ze schrijft over het moederschap, verlies en herstel na haar postnatale depressie. Je kunt haar ook volgen op Instagram: @deborah.tranendieniemandzag.
De eerste weken na de bevalling waren alles behalve wat ik had verwacht. Ik kreeg appjes van anderen over hoe heerlijk het was om eindelijk nu te kunnen genieten, hoe fijn die eerste tijd samen is, dat het allemaal zo snel gaat. Maar ik dacht diep van binnen: waar hebben jullie het over? Voor mij voelde niks fijn, niets snel, alleen maar zwaar en wazig.
Ik zat daar, dag en nacht, in die stoel op zijn kamer met de baby op mijn borst en tranen die ik amper kon tegenhouden. Genieten? Ik voelde vooral paniek, schuld en een diepe leegte. Alsof ik de handleiding van het moederschap was kwijtgeraakt, nog voor ik hem ooit had gehad. Ik dacht dat ik alles verkeerd deed.
De nachten waren ook zo zwaar. Stipt elke drie uur verschonen, voeden, kolven. De baby aanleggen, proberen, weer loslaten omdat het niet lukte. Hij huilde van frustratie, ik huilde mee. Daarna weer een flesje maken, het kolfapparaat aanzetten, hopen dat er weer iets uit kwam. Ik wilde zo graag borstvoeding geven, het leek me zó mooi om je kind zelf te voeden. Maar het lukte niet. En dat voelde als falen. Alsof ik niet alleen mijn baby maar ook mezelf teleurstelde.
De dagen vloeiden in elkaar over. Er was geen verschil meer tussen dag en nacht, alleen een eindeloze herhaling van verschonen, voeden, kolven, huilen, troosten. En ik huilde vaak meer dan de baby. Het was ook nooit even rust of even voorbij. Zodra ik weer even lag, ging de wekker alweer voor de volgende ronde.
Ik begon mezelf langzaam kwijt te raken. Ik twijfelde aan alles. Of ik dit wel kon. Of ik wel een goede moeder was. Soms dacht ik: kon ik maar even verdwijnen. Gewoon even niet voelen, niet denken, niet weer moeten. Iedereen zei dat het vanzelf wel weer goed zou komen, dat het er gewoon bij hoorde ‘kraamtranen’. Maar zo voelde het helemaal niet, het voelde veel erger. Het maakt alles ook erger, want ik voelde me alsof ik iets niet goed deed wat bij ‘iedereen’ wél vanzelf ging. Alsof ik had gefaald in het enige wat ik echt had willen kunnen.
Soms keek ik naar mijn baby en dacht ik: ik hou van jou, maar ik voel het niet zoals ik dacht dat het zou voelen. En dat maakte het schuldgevoel nog groter. Ik wist dat ik hem alles wilde geven, maar waar moest ik beginnen als ik zelf leeg was?
Gelukkig was mijn man er. Hij was mijn houvast. Hij zei telkens dat we het samen deden, dat ik niet alleen was. Hij nam over als ik even niet kon. Hij zag ook dat ik mezelf kwijt was. Dat ik niet meer dezelfde was als voorheen. En toch bleef ik mij alleen voelen. Want hoe leg je uit dat er iemand naast je ligt, maar dat de stilte in je hoofd harder klinkt dan ooit.
Er kwam ook niet ineens licht. Geen moment waarop alles ineens beter werd. Alleen dagen die voorbij gingen, nachten die ik overleefde. En misschien is dat het enige wat ik kon doen. Blijven, ook als het licht nog lang niet terug is.