Tanja Jess: ‘Waarom veroordelen moeders elkaar zo?’

18.03.2020 13:12
Tanja Jess waarom veroordelen moeders elkaar zo Beeld: Shutterstock

Hengel je na een zware ochtend naar wat steun bij andere moeders, krijg je nóg een knauw te verduren. Waarom willen vrouwen elkaar toch zo graag naar beneden halen, vraagt Tanja Jess zich af.

Ik was die nacht al drie keer wakker geworden van rusteloze benen, een kwaal die ik aan mijn zwangerschappen heb overgehouden, toen mijn jongste snikkend kwam aangeslopen en bij ons in bed kroop. Bobby (toen 5) had een nachtmerrie gehad. Met zijn kleine, bevende lijfje vleide hij zich tegen me aan en viel in de veilige haven gelukkig snel in slaap.

Alleen ging dat bij mij wat lastiger, want zoonlief heeft ADHD… Over wiebelbenen gesproken; die van hem leken de marathon te lopen. Of was het een kickbokswedstrijd? Vijftien schopjes, vier elleboogjes, twee knietjes en een kopstoot verder ging de wekker. Ik voelde me alsof er drie treinen over me heen waren gereden, en dan had ik ook nog met Bobby te dealen. ADHD zorgt niet alleen voor hyperactiviteit en concentratieproblemen, maar ook voor buien. Zware regenval of zomaar donderslag uit heldere hemel, van warme zonnestralen naar woeste stormen en dan weer hemelse regenbogen: het is maar net hoe de wind waait.
 

Donderwolken

Deze ochtend was het code oranje. Met zijn gezichtje op onweer schoof ik Bobby onder de douche, samen met mijn oudste – Billy (toen 9) –  die er ook geen zin in had. Billy heeft ADD, dus zonder de hyperactiviteit. De onrust zit bij hem meer vanbinnen. Hij is warrig en een dromer. We hebben een tweepersoonsdouche, dus dat is handig en tijdbesparend, zou je denken.

Terwijl ik beneden druk boterhammen aan het smeren was, hoorde ik ineens gegil van boven. Ik rende de trap op, scande in een halve seconde de situatie en dook als een scheidsrechter de douche in. Net op tijd voordat de een de ander een hoek zou hebben gegeven. Tja, dat krijg je als je twee donderwolken bij elkaar zet, dan gaat het bliksemen.

“En nú uit die douche… Allebei!” hoorde ik mezelf net iets te hysterisch gillen, zelf inmiddels kleddernat. “Hup, afdrogen en aankleden, mama moet zich ook even omkleden. Zo terug.”
 

Ochtendspits

Ik sloop de slaapkamer in waar mijn lief zoals gewoonlijk nog lag te slapen. Hij is zanger en treedt meestal ’s avonds (lees: ’s nachts) op, waardoor de ochtendspits over het algemeen voor mijn rekening is. En de avondspits trouwens ook, want dan is hij alweer de deur uit. Ik pakte droge kleren, kleedde me aan en toen ik de badkamer weer in kwam, stond Bob daar nog steeds in z’n blootje met z’n onderbroek in zijn hand, bekken te trekken tegen zijn spiegelbeeld. Ik maande hem om op te schieten en holde weer naar beneden, waar Billy naar een leeg bord zat te staren. O ja, ik stond boterhammen te smeren.

Snel kwakte ik wat pindakaas op een broodje, glaasje water erbij, vitaminepilletje; ik liep weer op schema. Hoewel… Waar was Bobby? Die stond nog steeds ontzettend veel lol met zichzelf te hebben voor de spiegel, met zijn onderbroek in zijn hand. “Zitten!” commandeerde ik en ik kleedde hem aan alsof hij een dreumes was. Ik klonk als een geoefend legercommandant. Poeh, zo had ik me het moederschap van tevoren niet voorgesteld.
 

In de startblokken

Beneden schoof ik Bob zijn boterham voor zijn neus. Verder met de lunchpakketten. Ik probeer ze het liefst wat gezonds mee te geven, maar helaas, geen seconde te verliezen, dus maar weer kwakken en proppen en ja, ik weet het, je kunt het ook de avond van tevoren doen, maar ik had een deadline voor een column. Wonder boven wonder had ik ze uiteindelijk allebei toch nog om 8.10 uur in de startblokken, maar op dat moment zei Bobby: “Mama, ik moet poepen.”

Snel duwde ik Bob de wc in, hij schoot gelukkig op, maar toen hoorde ik: “O nee, mamaaaa!” Ik rukte de wc-deur open en zag het water en wat drollen (help) over de rand van het toilet lopen. “Ggddvvrr!” Ik besloot deze shitzooi even te ‘parkeren’ en maande de jongens de auto in. Natuurlijk weer geen parkeerplaats in de buurt van school. “Bill, waar is je schooltas?” “Uhm… thuisgelaten, denk ik?” Een perfect voorbeeld van zijn warrigheid. ‘Hij kan er niks aan doen, hij kan er niks aan doen’, was mijn mantra om niet compleet uit mijn slof te schieten.
 

Op het nippertje

Nu rennen naar het schoolplein. In de verte hoorde ik de bel al. Buiten adem kwam ik om 8.32 uur (ik vond het nog een prestatie) bij het klaslokaal van mijn oudste aan. “Sorry, sorry, sorry, zijn broodtrommeltje kom ik straks nog even brengen.” Snel rennen met die kleine naar zíjn klas, de teller stond op 8.35 uur. “Sorry, sorry, sorry, beloof beterschap”, stamelde ik wederom.

Nog nahijgend liep ik het schoolplein op, richting een groepje moeders dat nog gezellig stond te kletsen. Steun zoekend begon ik: “O meiden, wat een hel deze ochtend. Poeh, dat was weer op het nippertje.” “Ja, je kan natuurlijk ook wat eerder opstaan hè”, reageerde moeder één. En moeder twee erachteraan: “Maar wat ik wel altijd zo knap van jou vind, is dat het jou helemaal niks kan schelen hoe jij eruitziet. Jij komt gewoon ongekamd, zonder make-up in een soort… ja wat is het… pyjama je kinderen brengen. Echt stoer hoor.”
 

Een warm bad van medeleven

Het ergste was, ze had nog gelijk ook. Ik stond daar in een afgedragen joggingbroek van Charly (had in het donker de verkeerde gepakt), ongedoucht en compleet bezweet van die eindsprint vanaf de parkeerplaats. Ik zag er inderdaad niet uit. Maar waar bleef de support? Was ik nou echt de enige met dit soort struggles? Waarom doen wij moeders elkaar dit aan? Waarom viel ik niet in een warm bad van medeleven en steun?

Maar nee, in plaats daarvan duwen we elkaar naar beneden, als krabbetjes in de krabbenmand. Die proberen zich allemaal een weg naar buiten te banen, maar dat lukt ze nooit. Waarom niet? Omdat ze niet nadenken over samenwerken, elkaar helpen. Ze zouden zich bijvoorbeeld op kunnen stapelen waardoor de bovenste krabben uit de mand kunnen klimmen. Maar omdat ze veel te bang zijn dat ze het zelf niet redden, blijven ze elkaar duwen en opzij hoeken.
 

Lees ook
‘Of ik weleens van een wortel had gehoord, vroeg een moeder me plompverloren’ >

 

Oordelen

Ik herinner me nog dat mijn oudste voor het eerst naar de kleuterschool ging. Hij was zo lekker zelfstandig, riep: “Dag mama!” en vond het meteen heerlijk met al die andere kindjes. No problemo. Ik schreef dat toe aan mijn opvoedskills. Ik was gelukkig geen ‘overprotective mom’ en had hem precies op de juiste manier naar dit moment begeleid.

In tegenstelling tot die andere moeder met die huilkleuter. Elke ochtend was het een drama om dat kind in de klas af te leveren. Daar stond zij dan weer met rode vlekken in haar nek te twijfelen of ze gewoon weg moest lopen of misschien toch nog één knuffel aan haar angstige kind moest geven. In plaats van dat ik haar steunde, veroordeelde ik haar. Ik weet nog dat ik dacht: tja, dat krijg je ervan als je altijd maar het handje van je kind blijft vasthouden. Het kwam door haar dat haar kind zich zo gedroeg, daar was ik van overtuigd.
 

Eyeopener

Totdat ik vierenhalf jaar later met mijn tweede zoon op de drempel stond van de kleuterschool. Hij schreeuwde de boel bij elkaar, doodeng vond hij het. Daar stond ik, met diezelfde rode vlekken in mijn nek en mijn mooie praatjes. Dat was wel even een eyeopener. Waar kwam toch die behoefte vandaan om mezelf een betere moeder te voelen dan die andere? Waarom had ik niet meteen de behoefte gevoeld om haar kant te kiezen en haar te steunen in moeilijke tijden?
“Ja, dat is typisch iets voor vrouwen”, hoor ik dan weleens mensen (lees: mannen) roepen.
“Jullie kunnen zo bitchy naar elkaar zijn.”
Maar is dat zo? Zijn wij vrouwen van nature minder collegiaal? Of heeft het veel meer te maken met de positie waarin wij ons (helaas nog steeds) bevinden? Wilde ik me misschien beter voelen omdat ik stiekem het gevoel had dat ik faalde?

Want zeg nou zelf, het zijn pittige tijden. We moeten allemaal zó perfect zijn. Je kunt niet meer zomaar na twee à drie kids uitdijen. Nee, we moeten eeuwig in maat 36 (vooruit, 38 kan ook nog) Instababe-waardige foto’s posten. Natuurlijk zijn onze kinderen minstens net zo knap en slim, want ze zijn allemaal hoogbegaafd of hoogsensitief (en zo niet, dan toch).
 

Falen

Daarnaast hebben ze net zoals die van mij ADHD, ADD of PDD-NOS en daar gaan wij als ware kinderpsychiaters natuurlijk héél goed mee om. Verder eten we natuurlijk geen stamppot meer en woensdag gehaktdag is ook allang verleden tijd. Nee, we eten glutenvrij of veganistisch of op zijn minst biologisch of rechtsdraaiend macrobiotisch. Op vakantie gaan we niet gewoon naar de camping. Nee, je plant een trektocht met het hele gezin door Japan of je doet op zijn minst een kookworkshop in Toscane. Het is niet te doen! Dus heb je constant dat gevoel van falen. En hoe heerlijk is het dan om te constateren dat die andere moeder het nóg slechter doet dan jij? De vraag is: van wie moeten we dat allemaal? En hoelang laten we dit nog gebeuren?
 

Verwachtingen

Daar komt bij dat wij vrouwen nog steeds grotendeels voor het huishouden en het gezin zorgen. Bovendien komt de mantelzorg voor onze bejaarde (schoon)ouders of zieke tante vaak op onze schouders terecht, wordt van ons steeds meer participatie op school verwacht en behoren we tegelijkertijd financieel onafhankelijk te zijn. En dat terwijl er nog altijd een loonkloof van maar liefst 15 procent is tussen man en vrouw.

Natuurlijk zijn we blij dat we tegenwoordig ook carrières mogen hebben en de daarbij behorende vrijheid en onafhankelijkheid willen we nooit meer opgeven, maar ergens klopt er iets niet in dit plaatje. Er ligt gewoon veel te veel op ons bord. Mocht jouw bordje lekker leeg zijn, dan is het makkelijk praten. Dan is het logisch dat jij je jongere collega – die voor jou geen enkele bedreiging vormt – ondersteunt, want jij zit toch lekker stevig in het zadel. Voor ons vrouwen ziet dat plaatje er over het algemeen nog steeds een beetje anders uit. Dus dan is het een stuk minder makkelijk om die andere moeder/vrouw/collega zo veel ruimte en steun te bieden.
 

Kom uit die krabbenmand

De enige manier om dit patroon te doorbreken, is door elkaar te supporten. Dus meid, kom uit die krabbenmand! Herken het mechanisme! Wat maakt het uit dat jij een thuisblijfmoeder bent en zij een carrièretijger? Of dat jij heel avontuurlijk bent en zij eerder zorgzaam? Als we die verschillen omarmen in plaats van dat ze ons irriteren of we ons er door bedreigd voelen, kunnen we elkaar aanvullen en versterken. Duw die andere moeder dus niet meer naar beneden, geef haar niet een trap na, maar til haar juist op. En laat haar jou optillen. Echt, als we die krabbenmand in de ban doen, kunnen we bergen verzetten. Samen!
 

Dit artikel staat in Kek Mama 03-2020.

 

Meer verhalen over opvoeden? Schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >