Single moeder gaat op vakantie

27.08.2018 09:55
single moeder op vakantie Beeld: Unsplash

Hoe gescheiden moeder Julia met haar zoontjes naar exotische oorden wilde trekken en eindigde in een jeugdherberg aan de Nederlandse kust.

Het is juli, midden in de zomervakantie, in de duinen aan een Noord-Hollands strand. Buiten zeikt het van de regen. Net als gisteren. En eergisteren. Mijn zoontjes staan voor de grote speelgoedkast in de gemeenschappelijke huiskamer in de hoop tussen de half vergane kartonnen spellen dozen een ganzen bord te vinden. Ik drink automaten-cola uit een longdrinkglas, een tikje stijf in de botten na twee nachten in een stapelbed met gesteven lakens en een plastic matras. Als het droog wordt, gaan we straks naar het strand. Als het regent, zit ik hier nog úren. Mijn benen plakken aan de nepleren bank, wanneer ik me uitrek om een tijdschrift uit de leesmap te pakken.

 

Moet bijzonder zijn

Het is niet echt het plaatje dat ik in mijn hoofd had van de grote vakantie alleen met mijn kinderen. Die zou namelijk Heel Erg Bijzonder worden – het was tenslotte de eerste lange zomer na de scheiding en de lat had ik hoog gelegd. Leuk moest het zijn, héél leuk. We zouden gouden herinneringen maken, nieuwe horizonnen tegemoet zeilen en en passant zou ik de wereld er ook nog even aan herinneren dat ik zo’n te gekke ik-kan-alles-in-mijn-eentje-moeder ben. Maar zoals altijd bleek de praktijk wat weerbarstiger. Hoe eindigde ik hier, ingeklemd tussen Duitse gezinnen, vogelaars op leeftijd en vijftien pukkelige voetbalkampdeelnemertjes?

 

Palmboom Plan

Laat ik beginnen bij het begin. De vakantiekriebels begonnen met het Palmboom Plan. Op Facebook had ik namelijk gespot dat er een zekere erecode is onder gescheiden ouders: als groots gebaar naar de kinderen, de buitenwereld, je ex en het leven zelf is het gebruikelijk een buitengewoon bijzondere vakantie te organiseren. Laat me je in gedachten even meevoeren door de fotoalbums van mijn virtuele vrienden: we zien een moeder met drie kinderen fietsbackpacken door Vietnam, we zien een vader en zoon met een of ander zeldzaam inheems Afrikaans dier op de arm, we zien een moeder met haar kroost een midweek in Disney World Florida. Deze ouders hadden hun hand er niet voor omgedraaid om alleen met nageslacht op het vliegtuig te stappen naar far and away – wie was ik om voor minder te settelen?

 

Toch maar niet

Het Palmboom Plan dus. Avonden doorzocht ik online het reisaanbod. Costa Rica, Tanzania, de Galapagoseilanden – ik bleef maar klikken en scrollen. Het zag er allemaal heel geweldig en statement-achtig uit, maar nooit belandde ik op de Bestel en Betaal-pagina. Op mijn schouder zat een verstandig duiveltje dingen als wasmachine en pianoles in mijn oor te fluisteren, steeds luider. Had ik werkelijk de financiële ruimte om een bedrag uit te geven dat al een flinke aanslag zou zijn op een dubbel inkomen, laat staan op die van één? Maar vooral: was het ’t wel waard? Was het niet een beetje onzinnig om een vijf- en achtjarige de halve aardplaat over te slepen zodat ik de foto’s op Facebook kon zetten? Wie wilde ik nou eigenlijk iets bewijzen? Het Palmboom Plan ging stilletjes ten onder aan vraagtekens. Ik bestelde wel T-shirtjes met palmbomen voor de jongens. Ook hartstikke leuk. De logistiek van de co-ouder in de zomervakantie is op papier heel helder: ieder doet de helft. Zo geschiedde ook bij ons.

 

‘Kamperen is niks voor mij’

Hun vader nam drie weken voor zijn rekening en besloot te gaan kamperen op een of andere alternatieve natuurcamping. Ik vond het geen slecht plan. Als gezin gingen we ook altijd kamperen en zelf heb ik ook prachtige herinneringen aan de kampeervakanties in mijn eigen jeugd. Waarom deed ik dat niet zelf deze zomer? Maar dan nét een beetje toffer-leuker-gaver? Ik maakte me een voorstelling van met een dikke vette Instagram-filter: ondergaande zon, velden vol klaprozen, grote schijven watermeloen. Het leek me wel wat. Er zaten echter ook een paar minuscule minpuntjes aan het dappere kampeerplan toen ik er wat langer over na ging denken. Bijvoorbeeld dat ik eigenlijk niet echt van kamperen hou. Nou ja, niet van dingen als ‘tent opzetten’ en ‘gasfles aansluiten’ of ‘luchtbedden oppompen’. Daar had ik tenslotte al die tijd een man voor gehad. En bovendien had ik de juiste uitrusting helemaal niet. Ik zou alles moeten lenen en waar moest ik dan eigenlijk naartoe, en dan die lange reis, en de kinderen moe en gaar en hongerig en ik ondertussen aan het klooien met 173 onwillige tentharingen… het werd steeds iets minder romantisch.

 

Alleen

Bovendien doen onder gescheiden ouders de gruwelijkste kampeeranekdotes de ronde. Over de beklemmende eenzaamheid (“Ik hield altijd maar een boek in mijn handen, dan zag het er tenminste uit alsof ik iets te doen had”), over de vooroordelen (“Als er dan eindelijk een man te hulp schoot om mijn wapperende grondzeil vast te prikken, volgde binnen twee minuten de vrouw des tents met een pinnige blik, alsof ik een gevaarlijk prooidier was”) en de verveling (“Er zit echt een limiet aan het aantal keren dat je in de auto Kinderkoor De Kwetterende Nachtegaaltjes aan kunt horen”). De grappigste maar ook meest angstaanjagende scène komt van mijn goede vriend Jasper. Die riep ooit keihard de legendarische zin ‘NOU, IK LUST ANDERS OOK WIJN HOOR’ over de camping. Vanuit zijn voortent zag hij hoe zijn kampeerburen, die hem ondanks het intensieve samenspelen van hun beider kinderen zo goed als genegeerd hadden, enthousiast stonden te keuvelen met de nieuwe overburen. Waar ze vandaan kwamen, of de reis voorspoedig was geweest, wijntje misschien? Het was voor Jasper de druppel: hij was klaar met het alleen zijn tussen al dat gezinsgeluk. Zat-ie daar met zijn olielamp en blikje bier. De volgende dag propte hij kinderen en boedel in de stationwagen en reed in één ruk naar huis.
 

Lees ook
26 dingen die je ontdekt als single moeder op vakantie >

 

Het stapelbed verhaal

Tiktaktiktak. De zomervakantie kwam steeds dichterbij en ik bleef maar twijfelen over het hele kampeergebeuren. Ik zou me heus wel redden hoor, I always do tenslotte, maar om de grote denker Gerard Joling te citeren: ik had er gewoon de kracht niet voor. Ik leende geen spullen. Ik boekte geen camping. Ik nam geen wegenwacht-buitenland-abo. Voordat ik het wist ging de laatste schoolbel en had ik nog steeds drie weken, oftewel 21 dagen, oftewel 504 lege uren te vullen met zomers kinderplezier. Nu moet ik natuurlijk uit de doeken doen hoe in hemelsnaam ik in een stapelbed belandde. Maar zoals dat soms gaat met goede plannen, achteraf: het was in een flits voor elkaar. Ik bedacht dat ik naar de kust wilde, omdat vrienden daar in hun familiehuisje op het strand zaten en dan konden we een middagje langs. Ik bedacht dat het handiger was als we dan bleven slapen.

 

‘Briljant!’

Ik ontdekte dat er geen hotel meer te krijgen was. Wel een kamer met twee stapelbedden in een jeugdherberg. Die boekte ik maar. Een paar nachten. Ik had toch niets beters te doen en dan waren we er tenminste uit. Maar het was briljant, briljant! Bij aankomst had ik nog wat reserves. Geen enkel gebouw ziet er aantrekkelijk uit in de stromende regen, maar jeugdherbergen uit de jaren zeventig met platte daken en grindtegels zijn een buitencategorietje onaantrekkelijk. Het Palmboom Plan flitste wel even door mijn hoofd, laat ik eerlijk zijn. Hier zag ik geen kinderen op opblaasbare flamingo’s door de infinity pool glijden. En de stapels lakens die je in handen krijgt geduwd, zijn best een contrast met uitgestrooide bloemblaadjes en tot zwanen gevouwen handdoeken. Maar hé, het was wat het was.

 

‘Ik voelde mij niet alleen’

De jongens vonden het ge-wel-dig. Stapelbedden! En mama slaapt naast ons! En zo’n gemeenschappelijke huiskamer, dát bleek me toch een uitkomst. Niemand is eenzaam of opvallend in een kakafonie van mensensoorten die het moeten doen met dezelfde bordspellen, dezelfde tafeltjes en dezelfde nepleren meubels. En het ontbijt? Een koningsmaal voor kinderen. Witte pistoletjes, gekookte eitjes en zelluf melk uit een kan schenken. Ik had ze niet blijer kunnen maken.

 

Geluk

We gingen naar het strand, ondanks de regen. Heel vaak. Er waren hoge golven en weinig mensen. We merkten dat je niet perse natter werd van de zee dan van regen, en dat je dus net zo goed wél kon gaan zwemmen in plaats van niet. We bouwden van het natte zand het grootste zandkasteel dat je maar bedenken kan. We zochten schelpen en maakten van de vensterbank in onze kamer een klein museum. We aten frietjes met warme chocomel en lieten kilo’s zand achter in de auto. En ’s nachts keek ik in het maanlicht dat door de gordijnen viel naar de twee ademende hoopjes in het stapelbed tegenover me. Ik vond dat ik best geluk had gehad.

 

 

Dit artikel staat in Kek Mama Magazine en is al een keer eerder gepubliceerd.

 

Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >