Papa is depressief

24.12.2018 16:02
papa manisch depressief Beeld: Unsplash

Leo zei tegen zijn kinderen dat hij moe was, in werkelijkheid is hij manisch-depressief. “Ze hadden een vader die als een schim op de bank lag.”

“Mijn dochter Maartje was negen maanden toen het begon. Ik was 29 en gelukkig getrouwd met Roos, had een goede praktijk als aannemer en een leuk leven. Met vier vrienden was ik op fietsvakantie in Italië. Op de laatste avond zaten we gezellig te borrelen bij het kampvuur.

Toen werd ik uit het niets overvallen door een gevoel van totale eenzaamheid; door de gedachte dat ik alleen was in het leven, dat ik alleen dood zou gaan. Het sloeg nergens op, ik zat daar met mijn beste vrienden. Het akelige was dat hun gezelschap me niet troostte. Ik keek naar hun vrolijke gezichten, en voelde me van ze vervreemd. Ik kon me niet concentreren op wat ze zeiden, zag alleen hun lippen bewegen. Alsof ik in een onzichtbare glazen kooi was beland waar geen geluid doordrong. Ik raakte in paniek, begon te transpireren, voelde dat ik ging hyperventileren.
 

Totale paniek

Terwijl ik probeerde gewoon door te ademen vroeg mijn buurman iets over voetbal. Ik gaf een warrig antwoord. Blijkbaar sloeg ik de plank mis, want hij keek me verbaasd aan. ‘Blijf je er een beetje bij, Knorrie’, zei hij. Ik zei dat ik naar de wc ging, sloop naar mijn kamer, ging in bed liggen en trok de dekens over me heen, trillend van angst. Af en toe viel ik een paar minuten in slaap, en werd dan totaal in paniek wakker.
 

Verkeerde diagnose

De volgende ochtend vroegen mijn vrienden waarom ik niet terug was gekomen. Ik durfde niet te vertellen dat ik knettergek was geworden mompelde dat ik moe was, dat ik te hard had gewerkt. Ze wisten dat ik de maanden tevoren een groot project had afgerond. Ik had al die tijd nergens anders over kunnen praten – alsof ik met de redding van de wereld bezig was. Ik had dag en nacht gewerkt en veel te weinig geslapen. De laatste dag van onze fietsvakantie wist ik me goed te houden. Pas toen ik ’s avonds thuiskwam begon ik te huilen.

Roos wist niet wat haar overkwam. Ze had zich verheugd op een uitgeruste man en was zelf ook hartstikke moe. Die nacht hielden Maartje en ik een soort huilwedstrijd. Roos had opeens twee baby’s, waarvan een hele grote.

De volgende ochtend belde ze de huisarts. Die stelde meteen de verkeerde diagnose: een burnout. Begrijpelijk, maar in werkelijkheid was het een depressie als gevolg van een genetische ziekte: een bipolaire stoornis, ofwel manische depressiviteit. Maar dat werd pas vijf zogenaamde burn-outs later ontdekt. Toen pas kreeg ik het goede medicijn: lithium. Mensen met bipolariteit hebben lithium nodig zoals mensen met suikerziekte insuline. Uit het boek van Isa Hoes, dat ik heb verslonden, begreep ik dat haar man Antonie Kamerling pas een week voor zijn dood hoorde dat hij de ziekte had. En toen was het te laat.
 

Lief en geduldig

Ik was in eerste instantie dolblij met de diagnose. Omdat het betekende dat ik niet gek was en dat het gewoon weer overging. Daar werd ik rustiger van. Maar het allerbelangrijkste kalmeringsmiddel was Roos. In het begin was ik bang dat ik me ook bij haar sterk moest houden. Dat ik de macho moest zijn waar ze op was gevallen. Maar die angst week al snel; het was een openbaring hoe lief en geduldig ze was. Als ze weg was, lag ik de hele tijd op de bank naar de deur te kijken of ze weer binnenkwam.

Roos is maatschappelijk werkster, parttime, drie dagen per week. In het begin liet ze me nog met Maartje achter. Tot ik haar een keer in bad deed en zo ongeconcentreerd was dat ik haar onder water liet slippen. Ik viste haar gelukkig op tijd op, maar was totaal in paniek, durfde niet meer met haar alleen te zijn. Ik durfde haar niet eens op te halen uit de crèche. Dat had trouwens ook te maken met een soort straatvrees. We wonen in een gezellige buurt. Normaal klets ik me altijd een slag in de rondte met iedereen. Nu had ik niets te bieden. Ik was bang dat er over me gepraat zou worden; bang dat die praatjes opdrachtgevers zouden bereiken. En dat ze me dan niet meer zouden willen.

Je neemt geen aannemer in de arm die overspannen wordt. In mijn nachtmerries werden we door griezelige deurwaarders het huis uit gezet. Van Roos’ inkomen kunnen we ons huis niet betalen. Bij dit alles was ik gewoon te trots. Ik wilde niet te boek staan als zwakkeling. Daar heb ik veel last van gehad.
 

‘Het ging al gauw weer goed. Te goed’

Na een maand op de bank ging ik voorzichtig weer aan het werk. Mijn angst dat opdrachtgevers me niet meer wilden, bleek ongegrond. Het ging al gauw weer goed met me. Te goed. Op borrels stond ik te shinen, iedereen mocht bij ons komen feesten. Mijn euforie bereikte de top toen Roos in verwachting raakte van onze zoon Sam. Toen ik dat hoorde kocht ik een Porsche op afbetaling. 

Een maand na Sams geboorte wist ik niet hoe snel ik de Porsche terug moest geven; de paniekaanvallen keerden terug. Sam huilde ’s nachts veel, en slaapgebrek is een trigger voor mijn ziekte. Overdag werkte ik harder dan ooit omdat de verantwoordelijkheid voor twee kleine kinderen zwaar woog. De huisarts constateerde een soort mannelijke variant van een postnatale depressie, kortom: weer een burn­out.
 

Lees ook
Caroline is depressief: ‘Ik had nooit een kind moeten krijgen’ >

 

‘Ik moet nadenken voor mijn werk’

Ik heb nog drie zogenaamde burn­outs gekregen voor ik eindelijk lithium kreeg. De laatste twee hebben de kinderen bewust meegemaakt. Ze hebben me bij elkaar zes maanden als een schim op de bank zien liggen. Als ze vroegen wat er met me was, zei ik dat ik voor mijn werk moest nadenken en dat ik dat beter kon als ik thuisbleef. En dat ik niet wilde dat er vriendjes kwamen spelen, omdat ik dan niet kon nadenken. Ik zei ook dat ze niet aan hun vriendjes moesten vertellen waarom ze niet konden komen spelen. Omdat ik anders te moe werd. Het was hopeloos verwarrend voor ze.

Roos wist te functioneren als buffer. Zij speelde de gezellige moeder. Af en toe eiste ze van me dat ik het toeliet dat er wel vriendjes kwamen spelen. Dan verwees ze me naar de slaapkamer, waar ik in bed moest doen alsof ik er niet was. Ik kromp in elkaar van de kinderstemmetjes in huis, deed soms een kussen op mijn oren om ze niet te hoeven horen. Ik werd sowieso boos als Maartje en Sam hard schreeuwden of hun kleine ruzietjes hadden. Eigenlijk mochten ze alleen maar fluisteren.

In mijn frustratie reageerde ik me af op mijn gezin. Gelukkig heb ik nooit de aandrang gehad fysiek te worden – ik kwetste Roos en de kinderen verbaal. Ik zei de ergste dingen. Niet dat ik wilde dat de kinderen niet geboren waren, natuurlijk niet, hoe kun je zoiets ooit zeggen? Maar verder kun je wel een rotzak zijn. Je wil mij niet zien als ik loop te gillen. Ik ben zo vaak uit mijn dak gegaan om niets, dat zullen Maartje en Sam zich de rest van hun leven herinneren. Roos zag zich vaak genoodzaakt aan de kant van de kinderen te gaan staan, dan werd ik nog giftiger.
 

Er was een man…

Er waren momenten dat ik dacht dat het beter zou zijn voor iedereen als ik er niet meer zou zijn. Als ik voor de trein zou springen. Ik knapte haast op van de gedachte dat ik eruit zou kunnen stappen. Er speelde steeds een liedje van cabaretière Jasperina de Jong door mijn hoofd: Er was een man die dolgraag zelfmoord wilde plegen, waarom precies was hem zelf niet bekend, hij had die drang bij zijn geboorte meegekregen, zoals een ander taalgevoel of zangtalent.

De man in het liedje beheerst zich aanvankelijk omdat hij liefhebbende ouders had, en toen die eindelijk dood waren, en hij opgelucht naar de trein liep, vond hij een zieke hond. Hij had het dier het liefst ter plaatse willen worgen, maar nee, hij bleef er tot zijn laatste snik voor zorgen. Ik had geen zieke hond, maar een gezin. Ik voelde me vastzitten in een valstrik van liefde. Ik dacht soms: kon Roos maar eens voor tien minuten in mijn hoofd zitten, dan zou ze zeggen: ‘O, nu snap ik het, natuurlijk moet je naar die trein, ik help je wel.’ Ik denk echt dat het mis was gegaan als ik haar en de kinderen niet had gehad.
 

‘Misschien had ik zelf ook zo gereageerd’

De zelfmoord van Antonie Kamerling heeft me op een wrange manier gered. Ik begreep hem, maar ik denk dat hij het bij het verkeerde eind had als hij dacht dat het een opluchting voor zijn gezin was. De foto’s van Isa en haar kinderen kon ik nauwelijks aanzien. Volgens zijn vrouw durfde Kamerling zijn ellende niet tegen zijn vrienden te spuien. Mede omdat hij bekend was. Dat moet rot zijn geweest. Het is extreem belangrijk dat je je verhaal kwijt kunt bij anderen, maar ook ik heb me maar bij twee vrienden durven laten gaan. Een derde zakte voor mijn test. Hij liet doorschemeren dat hij vond dat ik me aanstelde, dat ik zeurde. Misschien had ik zelf in een vorig leven ook zo gereageerd.
 

‘Ik kan haar nooit dankbaar genoeg zijn’

Sinds ik lithium slik, kan ik de ellendige gevoelens van toen niet meer navoelen. Bij mijn vijfde burn­out stuurde de dokter me door naar een kliniek voor bipolaire stoornissen en kreeg ik lithium. Sindsdien ben ik een redelijk normaal mens. Wat ik eraan heb overgehouden? Dat ik Roos extra vereer, wegens haar trouw, en haar kracht. Ik kan haar nooit dankbaar genoeg zijn. Verder heb ik mededogen voor mensen met zwaktes. Ik zal nooit meer zo makkelijk over anderen oordelen als vroeger.
 

‘Maar je kon er toch niets aan doen, papa’

Roos en ik hebben Maartje en Sam verteld dat ik een ziekte heb waarvoor je medicijnen moet slikken. En dat ik toen ik die medicijnen nog niet slikte vaak boos was terwijl ze helemaal niets fouts hadden gedaan. En dat ik daarvoor sorry wilde zeggen. ‘Maar je kon er toch niets aan doen papa’, zei Maartje. Sam kroop op schoot en gaf me een knuffel.

Maartje en Sam zijn nu dertien en elf. Het zijn topkinderen. Aardig ook. Aardiger dan ik op hun leeftijd. Misschien door hun ervaringen met hun rare vader. Ik heb stille hoop dat ze iets positiefs aan die ervaringen overhouden. Dat ze bijvoorbeeld een luisterend oor zullen bieden aan vrienden die daar behoefte aan hebben. Mocht onverhoopt blijken dat ze iets van mijn genen hebben geërfd, dan kunnen ze mijn hele lijdensweg overslaan. En dan zullen mijn kleinkinderen het nooit zo lastig met ze krijgen als zij met mij.”
 

Dit artikel heeft eerder in Kek Mama gestaan.

 

 

 

Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >