Column Roos: “Hij nestelde zich naast zijn oma. Elke dag. Tot ze stierf”

25.09.2017 11:15
Roos Schlikker ambassadeur Stichting Living Memories

Roos Schlikker (40) is journalist, columnist en moeder van zoons Miró (7) en Róman (5). Op Kek Mama schrijft ze over haar gezinsleven.

“Mam, mag ik nou eindelijk mee?”
“Eeeeeh nee, schatje, dat kan niet.”
“Kun je dan een foto maken?”
“Nou eeeeeeh, nee, dat ook niet.”
“Alleen van haar hoofd?”
“Nee! Echt, sorry, het kan allemaal niet. Ga maar lekker spelen.”
 

“Ik kon het hem niet laten zien”

Het kon ook niet. Echt. Het zou leiden tot nachtmerries, huilpartijen, pijn die zijn leven lang zijn lijfje niet zou verlaten. Ik kon het hem niet laten zien. Zijn oma. Altijd onberispelijk in prachtige witte jurken, mantel in dezelfde kleur, handtasje en sokjes die matchten, een bandje in het mooi gekapte haar. Die oma. Mijn moeder. Die nu, na een valpartij van de trap, in coma lag. Een bebloed ziekenhuishemd om de schoudertjes, haar kop half kaal, een enorm Frankensteinachtig litteken dat met grote nietjes het verhaal vertelde van een schedellichting.
 

Míjn oma

Elke dag kuste ik haar steeds droger wordende lippen. Ik aaide het bosje roodbruin haar dat restte. Ik greep haar hand omdat dat het enige lichaamsdeel was dat ik echt herkende. Ik kneep ’s nachts standaard mijn ogen al veel te hard dicht om de beelden van de zoveelste IC-dag te wissen. Ik kon mijn kinderen die netvliespijn toch niet aandoen? Op een gegeven moment stopte Miró met vragen. Tot hij plotseling, na dagen, tijdens het eten opstond en diep vanuit zijn buik begon te huilen.

“Het is míjn oma. Ik wil haar zien. Ik moet míjn oma zien!”.

Toen wist ik het. Dit deed ik verkeerd. Mijn moederkloekige beschermingsdrang joeg hem weg van wat hij het meeste nodig had. Zijn oma.
 

“Ik durfde amper te ademen”

Toen ik hem eindelijk binnenliet in dat kamertje waar het rook naar schoonmaakmiddel en ethanol durfde ik amper te ademen. Ach gevoelig jongetje van me, wat had ik hem dit willen besparen. Miró kneep in mijn hand terwijl zijn broertje die problemen sowieso makkelijk van zich af laat glijden, vrolijk de geluidjes van de monitor stond na te doen. Ik legde alles uit. Dat was de beademing. Dat de buis van de morfine.

Nee, oma hoort ons waarschijnlijk niet. Maar je mag wel tegen haar praten. Wil je haar hand voelen? Miró schudde zijn hoofd. “Ik wil bij haar.” Toen wist ik: het is tijd de beschermingswallen weg te halen. Ik liet het valrek van het ziekenhuisbed naar beneden zakken en schoof het kleine lijf van mama een stukje op. Hij nestelde zich naast haar. Zíjn oma. En bleef dat doen. Elke dag. Tot ze stierf. 
 

Dit artikel staat in Kek Mama 10-2017.