
‘Als ik naar anderen had geluisterd, weet ik niet of mijn kind er nog was geweest’

Als Sandra's* kind aangeeft in het verkeerde lichaam geboren te zijn, steunt ze hem direct. Iets wat haar omgeving niet begrijpt. Constant hoort ze dat ze het verkeerd doet. 'Dat maakte me zo eenzaam.’
Sandra vertelt: “Tijdens de zwangerschap wist ik het zeker: ik krijg een zoon. Dat gevoel was zo sterk dat ik het bijna niet kon geloven toen er op de echo toch echt een meisje was te zien. Een stoere chick, zo noemde ik haar later. Waar de meisjes uit haar klas vlechtjes in het haar wilden en speelden in de poppenhoek, klom die van mij liever in een boom en ging alleen om met jongens. In mijn achterhoofd hield ik er altijd rekening mee dat er een dag kon komen waarop mijn kind zou zeggen: ‘ik ben een jongen' of ‘ik val op meisjes'.
Opluchting
Op een dag kwam ze beneden, helemaal in tranen. Dertien was ze toen. Als moeder ga je dan van het ergste uit. Wie heeft er aan je gezeten? Heeft iemand je pijn gedaan? Toen mijn kind dat ene zinnetje uitsprak, dat altijd al in mijn achterhoofd spookte, voelde ik de opluchting. Oh, is dit het? Gelukkig heeft niemand je pijn gedaan.”
Sandra besluit meteen actie te ondernemen. “Als je dan eindelijk zover bent het met de buitenwereld te delen wil je toch niet nog maanden in het verkeerde lichaam rondlopen, omdat je moeder zo nodig moet wennen? Nee. Zijn broer en ik steunden hem direct. We maakten meteen een afspraak bij de kapper, kochten boxershorts en noemden hem bij zijn nieuwe naam. Sem.*
“Vanzelfsprekend vond ik dat. Je wordt niet op een dag wakker met het idee dat je in het verkeerde lichaam bent geboren. Hij liep er al zolang mee. Ik wilde het tempo van mijn kind volgen. Als moeder voelde ik dat dat het beste was.”
Lees ook – ‘Mam, ik voel me een meisje'
Oordelen
Niemand is het met Sandra eens. “Mijn ouders deden het af als een bevlieging, mijn ex (zijn vader) en nieuwe vriendin waren het er niet mee eens. Ze vonden het belachelijk dat ik hem al bij zijn nieuwe naam noemde. Voor hen zou hij altijd een meisje blijven. Ik moest er vooral niet in meegaan en kreeg boze appjes dat ik het helemaal verkeerd deed.”
Daar blijft het niet bij. “Ook op mijn werk bemoeiden mijn collega’s zich er wel wekelijks mee. Vertelde ik over mijn kinderen, maar dan over iets totaal anders, was dat het startsein om op te rakelen dat ik veel te snel ging met de transitie van mijn kind. Iedereen had z’n mening klaar, maar niemand had er zelf ervaring mee. Sterker nog: ze kenden mijn kind niet eens.”
“Iedereen had z'n mening klaar, maar niemand had er zelf ervaring mee”
Eenzaam
Door alle meningen en oordelen van anderen, voelt Sandra zich steeds eenzamer. “Met de transitie had ik niet zoveel moeite. Het waren de woorden van anderen die me staken. Ik voelde me zo ontzettend eenzaam en onbegrepen in het proces. Je denkt het goed te doen, je voelt als moeder dat je het goed doet… maar er is niemand die je steunt. Natuurlijk vertelde ik mijn kind niet waar ik doorheen ging of over alle opmerkingen die ik kreeg. Hij had het al moeilijk zat.”
“Ik voelde me ontzettend eenzaam”
Uiteindelijk zoekt Sandra hulp bij de praktijkondersteuner van de huisarts. “Ik moest met iemand praten die me niet zou veroordelen. Heel toevallig had zij precies hetzelfde met haar eigen kind meegemaakt. Zij was de eerste die mij echt begreep. Toen zij zei: je doet het goed’, viel er een last van mijn schouders. Dat was zo’n belangrijk moment. Ik besefte weer dat al die roeptoeterende mensen helemaal geen idee hadden van de situatie, die riepen ook maar wat. Ik kende mijn kind het beste en ik deed het goed. Dat gaf me het zelfvertrouwen om door te gaan met de koers zoals we die hadden bedacht.”
Vijf jaar later zou Sandra het weer precies zo aanpakken. “Voor zijn coming out was mijn kind heel timide: schouders naar voren, stil. Vrienden had hij eigenlijk niet. Als Sem heb ik hem helemaal zien opbloeien. Hij heeft een sociaal leven, gaat wel eens stappen, zit fijn in zijn vel. De operatie komt er bijna aan, daar leven we nu met z’n allen enorm naartoe.”
Gewend
Haar omgeving is inmiddels aan de situatie gewend. “Dat heeft wel jaren geduurd. Toch heb ik ze daar nooit op veroordeeld. Ik heb nooit gezegd: waarom duurt dat zo lang? Maar andersom hoorde ik het wel: dat ik veel te snel ging, keer op keer. Niemand is er ook ooit op teruggekomen. Niemand zei ooit: ‘je had gelijk’ of ‘dat had ik niet moeten zeggen’.”
Sandra vervolgt: “Dat raakt me. Ook omdat ik niet weet of mijn kind er nog wel was geweest als ik naar al die anderen had geluisterd en niet naar mijn kind en wat hij nodig had. Het zelfmoordcijfer onder transgender personen is heel hoog. Ik weet zeker dat mijn kind zichzelf iets had aangedaan als zijn broer en ik hem niet zo hadden gesteund. Hij is blij met hoe het is gegaan en ik ook. Ik heb mijn kind weer terug en dat is het allerbelangrijkst.”
*De namen Sandra en Sem zijn gefingeerd. De namen zijn bekend bij de redactie.
87% van de moeders in Nederland heeft te maken met momshaming, blijkt uit onderzoek van Kek Mama. Dat vond de redactie zó schokkend, dat ze een campagne is gestart: Kek Mama lanceert mombracing, de tegenhanger van momshaming, en roept alle moeders op om elkaar voortaan te steunen in plaats van te bekritiseren.