Mama is ongeduldig: ‘Dat gemier ook altijd’

01.10.2019 10:31
mama is ongeduldig Beeld: Shutterstock

Een kind dat een halfuur doet over schoenen aantrekken of een bord leegeten, het drijft Joan tot razernij. Zij is zo’n moeder van: schiet een beetje op, hup hup.

Toen geduld werd uitgedeeld, stond ik niet vooraan. Ik kijk dan ook vol bewondering en lichtelijk jaloers naar moeders die kalm en berustend hun kinderen opvoeden.

Al moet ik eerlijk zeggen: ook ietwat geërgerd. Want als zeer ongeduldig persoon, irriteert het me als een collegamoeder er een kwartier voor uittrekt om haar zoon te manen zijn schoenen aan te trekken als ze hem na een speelafspraak bij ons komt ophalen. En staan mijn haren recht overeind als ik een moeder op haar knieën zie zitten, terwijl ze ondertussen haar dochtertje poeslief vraagt het afgepakte autootje alsjeblieft terug te geven aan het huilende jongetje tegenover haar. Dan moet ik me inhouden het ding niet met harde hand uit de knuistjes te trekken en aan de eigenaar terug te geven. Ook al ken ik beide kinderen niet eens.
 

Onbewust van mijn ongeduld

Voordat ik kinderen had, was ik me niet bewust van mijn ongeduld. Oké, een rood stoplicht was als fietser altijd vooral een uitdaging om zonder kleerscheuren de overkant te bereiken dan een waarschuwing: wacht, er kan een tram/auto/bus/fiets aankomen. Maar dat zag ik eerder als een normale Amsterdamse eigenschap dan een vervelende karaktertrek. Wachten totdat mijn nagellak droog of de roombotercake gaar was, vond ik ook best lastig. Maar ach, bij blanke nagellak zie je amper krassen en natte cake is ook prima te eten, dus daar kun je soepeltjes honderd mee worden.
 

‘Dat gepriegel’

Maar toen kreeg ik een kind en werd deze verborgen eigenschap ineens uitvergroot tot XL-formaat. Het begon al vlak na de geboorte van Callum (nu zeven) in de vorm van drukknoopjes op rompertjes en kruippakjes en shirtjes. Ik werd gek. Uit ging nog wel: ritsrats. Maar weer áán: dat gepriegel met die ieniemienie drukkertjes op plekken waar je sowieso geen daglicht hebt en in mijn geval ook geen rustig liggende, meewerkende baby.

Al snel gaf ik de helft van mijn babyuitzet met drukkertjes weg of bewaarde het voor zijn dagen op het kinderdagverblijf. Voor mijn mamadagen kocht ik witte leggings of blauwe jeggings, die ik in het pre-genderneutrale tijdperk vaak op de meisjesafdeling scoorde. En in plaats van het vermaledijde rompertje hielden hemdjes zijn rug warm en twee mini-onderbroeken over elkaar de luier net zo goed op zijn plek.
 

Win-win

Minder onschuldig: ook qua voeding ben ik veel te ongedurig. Zo is het ‘even laten huilen en dan valt hij wel weer in slaap’-credo nooit aan mij besteed geweest. Ik vond het verschrikkelijk als Callum om vijf uur ’s nachts om een fles krijste en had meestal om twee minuten over vijf al een warme fles in zijn vuistjes geklemd. Sliepen we beiden om kwart over vijf weer als een roos en tot acht uur door. Win-win.

Dat had wel tot gevolg dat hij nog geen nacht doorsliep toen hij al bijna twee was. Pas na een ernstige waarschuwing van de tandarts – met al die nachtflessen kweekte ik een slecht melkgebit – ben ik de strijd aangegaan. Dat pakte trouwens wonderbaarlijk makkelijk uit. Misschien was hij zelf ook wel klaar met de nachtfles.
 

Fijne motoriek

Ondertussen is mijn zoon laten eten nog steeds een crime. Ik geloof dat ik hem tot zijn vijfde, maar het kan ook zijn zesde jaar zijn, heb gevoerd. Vond hij best, want dan kon hij ondertussen lekker naar buiten (of de tv) loeren en wij weer snel van tafel. En ook nu nog snij, prak en hussel ik zijn eten, simpelweg omdat ik niet kan aanzien hoe hij in zijn vlees hakt of muizenhapjes naar binnen prikt.

Helaas heeft zijn juf me op het hart gedrukt Callum toch wat meer aan zijn fijne motoriek te laten werken. Blijkbaar kan hij minder goed hazentandjes uitknippen en sneeuwpoppen maken van witte crêpepapierpropjes dan klasgenoten die wel geduldige moeders hebben. Sindsdien laat ik hem toch maar zelf zijn bestek hanteren, met als gevolg dat ik mijn eten al lang en breed op heb, de vaatwasser ingeruimd en het fornuis schoon, terwijl Callum nog in zijn pasta roert.
 

Lees ook
Zo’n moeder zou ik dus nooit worden >

 

‘Ik heb het echt geprobeerd’

Als ik mezelf vergelijk met de moeders van het Montessorischoolplein, dan kom ik er zeer bekaaid af. Natuurlijk is het belachelijk dat ik negen van de tien keer Callum achterop de fiets neem, omdat het met zijn kleine beentjes niet opschiet als hij die tien minuten zelf fietst. Of dat ik liever bij de Action lampionnen voor de hele klas koop dan die als hulpmoeder zelf te knutselen. Ik heb het echt geprobeerd hoor, om net zo betrokken en geduldig als de luizen- en voorleesmoeders te zijn.

Eén keer ben ik zelfs meegegaan met een schoolreisje naar Artis. Ik had vooraf opdrachtformulieren gekregen met een soort puzzeltocht. De bedoeling was dat ik met mijn groep van vijf, waaronder mijn eigen zoon, op zoek ging naar bepaalde dieren en bij elk exemplaar achtergronduitleg zou geven.

Van tevoren had ik me secuur voorbereid op mijn taak en wist ik hoeveel eieren een struisvogel legde en hoe lang een krokodil kon worden. Maar eenmaal binnen de hekken, was het grut drukker met elkaar dan met mijn Freek Vonk-verhandeling. Na een keer of vier aardig gevraagd te hebben of ze een beetje wilden opletten, werd mijn stem al minder vriendelijk van toon. Totdat ik boos riep dat ze Nu Echt Moesten Luisteren.

Om een lang verhaal kort te maken; we zijn na een uur klieren richting speeltuin gegaan waar ik op een bank kon genieten van mijn espresso en de zon, terwijl zij aan het apenkooien waren. Aan het eind van de dag had mijn groepje als enige de stempelkaart niet vol. Daarna ben ik nooit meer als hulpmoeder gevraagd.
 

Familiekwaal

Volgens mijn moeder is het een familiekwaal. Haar motto is: liever gister dan vandaag. De Ikeakast moet na aankoop direct in elkaar worden gezet en graag ook meteen opgehangen. De volgende ochtend is gewoon geen optie. Maaltijden worden uitgezocht op snel-klaar, een gerecht dat langere voorbereiding nodig heeft dan tien minuten is van kerstdinerniveau. Een flinke scheut bleek in de wc en het ding glimt weer als een malle. Toen ze nog truien breide kon het voorkomen dat de ene mouw wat langer was dan de andere, kniesoor die erop lette.

Met haar kleinkinderen kan mijn moeder urenlang boekjes lezen, maar ze moeten niet treuzelen met opruimen, want daar wordt ze naar eigen zeggen gallisch van. ‘Dat gemier met twee blokjes. Hup, hele Legoverzameling in één keer in de bak en klaar.’ Ik snap haar uiteraard. Mijn vriend niet. Die is meer van het beleid. Van het geduldige, tolerante en inschikkelijke.

Hij probeert met engelengeduld ruzies tussen zijn twee dochters te sussen. Ook al strandt hij menigmaal in een eindeloze praatsessie waarbij tot op het bot moet worden geanalyseerd wie wat zei en waarom dat voor de ander zo kwetsend was en waarom dat dan weer reden was om nu niet meer met elkaar te willen praten.

Ik kijk van een afstand naar het schouwspel, en weet dat ik daar zó geen geduld voor zou hebben. Ik ben dolblij dat ik geen dramaqueens in huis heb, maar een pragmatische zoon die bij een ruzie met een vriendje gewoon zegt: “Ik vind jou stom.” Waarop het andere jongetje zegt: “Ik jou ook”, om tien seconden later weer rustig verder te spelen zonder dat er iets hoeft te worden uitgesproken.
 

Aangestoken met mijn ongeduld-DNA

Ik vrees dat Callum ook is aangestoken met mijn ongeduld-DNA. Als een klasgenootje na afloop van een speelafspraak bij ons uitgebreid de tijd neemt om zijn jas en schoenen aan te trekken, vertrekt Callum na een ‘nou doei’ naar zijn trampoline. Wachten is zonde van de speeltijd. Meestal staat zo’n kind dan met zijn moeder in een lege gang, want ik ben allang richting keuken vertrokken om alvast wat aan het eten te doen.

En toen ik Callum rondom sinterklaastijd voorstelde samen pepernoten te bakken wegens leuk en creatief, keek hij me alleen maar aan: waarom? We konden toch ook gewoon een zak pepernoten kopen? Scheelde een hoop werk. Ziet hij een dreinend kind in de supermarkt, dan zucht hij: “O ik kan hier niet tegen mama, laat die moeder haar kind eens stoppen of mee naar buiten nemen.” Oeps.

Maar zijn ongeduldige gedrag leidt ook bij mij tot irritatie. Hij wil graag tot op de seconde weten hoelang het duurt voordat we naar zijn neefjes gaan/opa en oma komen/zijn voetbaltraining begint/hij op zijn iPad mag. Maak niet de fout te zeggen: “Nog anderhalf uur”, want je bent meer tijd kwijt aan almaar uitleggen hoeveel minuten er al verstreken zijn dan het werkelijk duurt.

En als ik hem zeg even te wachten in de badkamer zodat ik zijn pyjama van boven kan halen, blijft-ie maar roepen waar ik nou blijf. Vervelend, maar ook herkenbaar. We hebben allebei pech. Toen het geduld werd uitgedeeld, stond mijn zoon ook niet vooraan.
 

Dit artikel heeft eerder in Kek Mama Magazine gestaan.
 

 

Meer Kek Mama? Volg ons op Facebook en Instagram.