“Ik praat zo graag over Stijn”

20.09.2016 16:03

Een maand voor zijn derde verjaardag verloor Annet van der Corput haar zoontje Stijn. Een jongetje met lekker stevige beentjes en de mooiste ogen van de wereld.

“Twee dagen na de dood van Stijn bracht ik zijn vierjarige broer Bram naar school. Naar een plek waar het leven nog iets vertrouwds had. We kwamen uit de warme cocon van vertrouwelingen die ons omringden en stapten voor het eerst weer de buitenwereld in. Toen we het schoolplein op liepen, zag ik de ouders schrikken. Sommigen leken zelfs te doen alsof ze ons niet zagen. Dat was niet onaardig bedoeld, ze hadden geen idee hoe ze moesten omgaan met een moeder die net haar kind heeft verloren.

Bang

Als je rouwt heb je je omgeving zo hard nodig. Mensen hoeven weinig te zeggen. ‘Ik weet niet wat ik moet zeggen’, is ook goed. Of, beter nog: ‘Ik zou je wel willen vragen hoe het gaat, maar zeg het alsjeblieft als je er niet over wilt praten.’ Dat is honderd keer beter dan denken: laat ik het er voor de zekerheid maar niet over hebben. Hoe begrijpelijk ook. Misschien zou ik zelf ook wel zo gereageerd hebben, in de tijd dat alles nog vanzelf ging. Toen Stijn nog het eeuwige leven leek te hebben.

Geluksvogel

Tot Stijn ziek werd was ik een geluksvogel. Na een fijne jeugd ben ik al snel mijn grote liefde tegengekomen. Chris was een slimme, grappige, jongensachtige man met krulletjes. Het was meteen wederzijds. Elf jaar geleden gingen we samenwonen in een huis op het platteland met een grote tuin en paarden in een stal. Bram en Stijn kwamen vijftien maanden na elkaar en waren twee handen op een buik.

Een kerngezond gezellig jongetje

Ons geluk keerde eind augustus 2009. Stijn was vijftien maanden toen hij een longontsteking kreeg. In het ziekenhuis vonden artsen zijn spieren te slap. Een specialist in het Radboud ziekenhuis in Nijmegen startte een bloedonderzoek dat negen maanden duurde. Stijn was al snel weer op de been, wij zagen een kerngezond gezellig jongetje, dat zich ontwikkelde volgens de boekjes. Allemaal schijn: 30 maart 2010 vertelde de specialist ons dat hij ernstig ziek was. Onze jongste zoon had een zeldzame fout in een van zijn genen geërfd. Zowel Chris als ik waren dragers, iets wat we nooit hadden geweten.

Een op de miljoen  

Het komt maar een op de miljoen keer voor dat beide ouders dragers zijn. Als drager ben je zelf niet ziek, je kunt het alleen doorgeven aan je kinderen. De specialist bereidde ons erop voor dat het heel plotseling kon gebeuren. ‘De dood komt als een dief in de nacht’, dat waren zijn woorden. Thuis kwam Stijn stralend op ons afrennen. Ik knuffelde hem en wilde hem nooit meer loslaten.

Het idee dat dit jongetje met zijn stevige beentjes en mooie bruine ogen in levensgevaar verkeerde was niet te bevatten. De maanden erna probeerden we onze angst diep weg te stoppen – we moesten wel, anders viel er niet mee te leven.”

Dit verhaal staat in Kek Mama 10-2016.