‘Ik jaag mijn kinderen de stuipen op het lijf. Worden ze sterk van’

14.10.2023 14:09
stuipen op het lijf jagen Beeld: Getty Images

Een krijsende heks, een poepebeest in je capuchon, spoken: Julia jaagt haar kinderen de stuipen op het lijf. Worden ze sterk en moedig van. Denkt ze.

Niet griezelen, hè mam?” piept mijn vijfjarige zoon als hij de tweede en laatste trap naar zijn zolderkamertje neemt. Het licht op de overloop is stuk en als ik hem naar bed breng, ziet hij daar net wat meer onheil in dan als zijn vader dat doet. “Nee, écht niet”, lieg ik, om een minuut later een ijzig gilletje te slaken en naar iets onzichtbaars in het trapgat te staren. “Niet doehoen”, zegt hij half lachend, half argwanend mijn blik volgend. “Niet griezelen, weet je nog?”

Onbetaalbaar grappig

Ik kan het niet laten, mijn kinderen de stuipen op het lijf jagen. Het varieert van onverwachts achter een deur vandaan springen tot spookverhalen waarin het bloed in het rond spettert. In mij zit een gniffelende vrouw die tot tranen toe kan lachen van hun ontzette uitdrukkingen – om alles daarna met een licht schuldgevoel snel af te kussen. De afschuw, schrik en lichte paniek in hun kindergezichtjes als resultaat van een practical joke is simpelweg onbetaalbaar grappig.

Het is niet zo dat ik een gebrek aan empathisch vermogen heb. Ik weet nog heel goed hoe we tijdens een zomervakantie in de Franse stad Avignon, ik moet een jaar of acht zijn geweest, een straattheaterfestival bezochten.

Toen we langs een pierrot kwamen, liep hij mime spelend naar mij toe en bleef me achtervolgen, tot achter de rug van mijn moeder aan toe. Tot hilariteit van het publiek, maar ik droomde nog maanden van dat zwart-witte, half blije, half verdrietige masker dat ik niet af kon schudden. Maar ja, ik ben er ook weer niet zo levenslang door getekend dat het me er nu van weerhoudt zélf zo’n plaaggeest te zijn. Au contraire.

Echt bestaan

Het hoogte- dan wel dieptepunt in mijn carrière als schrikker is het mummieverhaal. Ik kan het niet eens opschrijven zonder te grinniken. Mijn oudste zoon was een jaar of zes toen hij kennismaakte met het fenomeen zombie/mummie/willekeurige variatie op ‘levende dode’. Overdag was het ’t gesprek van de dag (“Wonen wij dichtbij een begraafplaats?” “Denk je dat ze echt bestaan hebben?”), maar wanneer het donker werd maakte zijn nieuwsgierigheid plaats voor een onbehaaglijk gevoel.

Gelukkig was zijn vader ook wel in voor een grap op zijn tijd, dus terwijl hij zoonlief nog een verhaaltje voorlas, wikkelde ik mijzelf in de badkamer razendsnel van top tot teen in wc-papier. Ik drukte het ganglicht uit en begon stommelend en kreunend mijn weg de trap op. “Moehahahaaaa.” “Pap?” hoorde ik een bibberend stemmetje vragen, maar voordat die kon reageren gooide ik de deur open en hinkte met vooruit gestrekte armen zijn slaapkamertje in. Mijn zoon zat tegen het plafond. Wij lagen op de grond van het lachen.

“Mijn zoon zat tegen het plafond. Wij lagen op de grond van het lachen”

Het ergste is dat ik er nog een soort pedagogische draai aan probeerde te geven, door het wc-papier af te trekken en te zeggen: “Zie je wel, mummies bestaan dus níet.” Wanneer ik dit verhaal vertel aan andere moeders, krijg ik gemengde reacties. Sommigen lachen net zo hard als ik, anderen menen stellig dat mijn kinderen later psychologische ondersteuning nodig zullen hebben. Eén enkele vriendin is net zo erg als ik, die stuurt filmpjes in een moeder-appgroep terwijl ze met een denkbeeldige spin op haar hand langzaam haar licht hysterische peuterdochter benadert.

‘Ze wíllen het’

Het vreemde is dat mijn kinderen het aan de ene kant verafschuwen en er aan de andere kant zelf om vragen. Ze wíllen soms even lekker bang gemaakt worden. Mijn jongste van vijf heeft er een speciale gezichtsuitdrukking voor: half bang, half verrukt. Zijn grootste panische momentje was het poepebeest (ja, die naam slaat nergens op, maar het is improviseren hè?).

“Toch vraagt hij nog steeds of ik toevallig nog zo’n poepebeest heb gevangen”

Ik hield mijn handen met gespeelde kracht op elkaar alsof er een afschuwelijk en wild insect in gevangen zat, en liet die zogenaamd vrij in zijn capuchon. Ik heb nog nooit een kleuter zo potsierlijk zien volksdansen als mijn zoon, terwijl hij dat monstrueuze wezen gillend uit zijn kleding probeerde te schudden. Toch vraagt hij nog steeds of ik toevallig nog zo’n poepebeest heb gevangen.

Lees ook – Deskundige legt uit: dit is waarom griezelen juist goed is voor een kind >

De heks

Soms vragen ze of ik de heks wil doen. Als alle lichten uit zijn, begin ik manisch en scherp te lachen, krom al mijn vingers op een verkrampte manier en kakel dat ik zin heb in vers kindervlees, terwijl zij diep onder hun dekbedden verdwijnen. Maar als ik de heks word zonder daartoe expliciet uitgenodigd te zijn, vinden ze het weer níet grappig. Zeker niet als ik net daarvoor geruisloos en in het donker de trap op ben geslopen en ze al bijna slapen.

Het spelen met angst

Doe ik ze nou echt wat aan, met een beetje griezelen op zijn tijd? Ik denk het niet. Ik geloof oprecht dat ik ze geen gunst bewijs door ze in een suikerzoete niks-aan-de-hand-wereld te laten opgroeien waarin nooit iets onverwachts gebeurt. Maar los van mijn persoonlijke opvattingen, wordt ook in pedagogisch opzicht het spelen met angst niet per se afgekeurd.

“Doe ik ze nou echt wat aan, met een beetje griezelen op zijn tijd? Ik denk het niet”

Neem sprookjes: die zijn lang niet altijd even fraai. Wrede koningen, boze heksen en dolende ridders vergroten allerlei enge menselijke trekjes uit en spelen de hoofdrol in meer dan één kinderverhaal. Het kwade en het goede met elkaar in strijd, dat is spannend en leerzaam. Zeker omdat het goede vrijwel altijd zegeviert, door creatief gevonden oplossingen van de helden in het verhaal. Griezelen is niet alleen oefenen in bang zijn, maar óók in moed.

Angst is een golf

Er zijn zelfs psychologen die stellen dat enge verhalen een kind kunnen helpen in allerlei stadia van zijn ontwikkeling. Kleuters gaan bijvoorbeeld voor het eerst de wijde wereld in en moeten zich losmaken van hun ouders – dan is een verhaal als Hans en Grietje gruwelijk, maar ook op een dieper niveau best herkenbaar – en troostend, want het komt goed.

De wereld van een kind is griezelig, onoverzichtelijk en overrompelend. Door af en toe samen flink te griezelen, ervaren ze dat angst een golf is die komt, maar ook weer gaat. Met een beetje griezelen leren kinderen om niet bang te zijn voor de angst zelf.

Met dat in mijn achterhoofd, heb ik niet veel last van schuldgevoel wanneer ik tijdens het avondeten vertel over een ontsnapte tovenaar die nog één kinderbeentje nodig heeft om zijn giftige drank af te maken, en dat de buurvrouw hem bij ons in de straat zag zoeken naar jongetjes met gezonde, lekkere beentjes.

Schrikken

Natuurlijk zijn er wel grenzen. Ik ken mijn kinderen goed genoeg om te weten wanneer iets écht niet grappig is. Wanneer ze vragen of het waar is, lieg ik niet.

En maakt u zich geen zorgen, de schrik heeft nog nooit langer dan zestig seconden aangehouden. Inmiddels laten ze míj schrikken, op hun eigen onbeholpen (en nogal doorzichtige) manier. En het leukste is als we sámen griezelen. Want niets verbindt zo als met z’n allen onder een kleedje wegduiken voor spoken die niet bestaan.

In de glossy Kek Mama lees je de mooiste verhalen, meest herkenbare columns en de leukste fashion en lifestyle tips. Abonneer je nu voor slechts €29,95 per jaar en ontvang de glossy als eerste op je deurmat.