”Ik geef mijn zoon veel te vaak zijn zin”

06.09.2016 16:05

Mariëtte Middelbeek geeft het schaamteloos toe: ze is een dweil van een moeder die haar zoon veel te vaak zijn zin geeft. “Zo leert-ie natuurlijk nooit dat life af en toe sucks.’’

Op een van de zeven avonden gaat het bij ons zo. “Casper, je gaat in bad.” “Nee.” “Ja, maar je hebt een hele mooie piratenboot en ik pak je bal en je eendje en er zijn zelfs… bekers.” (Mijn zoon houdt van bekers.) “Nee.” “Het was geen vraag. Kom op, in bad. Nu.” “iPad?” En dan krijgt hij de iPad (waarvoor we een houder aan de muur van de badkamer hebben omdat man en ik hadden bedacht dat we dan relaxed in bad tv konden kijken, wat we nooit doen) en krijst hij niet eens zo hard bij het haren wassen en is iedereen gelukkig. Vooral ik. Ik geef meteen toe dat ik op peutergebied (Casper is twee) de ruggengraat van een natte krant heb.

 

Conflictmijder

Ik ben een conflictmijder. Niet uit principe, laat staan dat hier een doordachte opvoedstrategie achter schuilgaat. Ik heb gewoon geen zin in gedoe. Niet dat ik altijd maar ja roep, maar als het even kan, kies ik de makkelijke weg. Casper moet van mij elke avond in bad, omdat hij het op zichzelf bijzondere talent heeft jam in zijn haar te krijgen als hij geen jam heeft gegeten, dus op dat gebied doe ik geen concessies. Maar dat is dan ook mijn enige ferme uitspraak. Want eerst mag hij springen op ons bed, daarna twintig keer op en neer rennen over de overloop, vervolgens voetballen we nog even in zijn kamer en daarna beweeg ik hem voorzichtig richting badkamer waar de iPad met YouTube-filmpjes over graafmachines op hem wacht.

 

iPad mee naar de badkamer

Die iPad gaat mee naar zijn kamer als ik hem afdroog en doet ook dienst als afleidingsmanoeuvre tijdens het tandenpoetsen. Daarna verruil ik hem voor een fles – die hij volgens de wijzen op het consultatiebureau allang niet meer nodig heeft, maar hij wil hem zo graag – die hij in bed opdrinkt, waarna hij lekker in slaap valt. Of niet, en dan staat hij tien minuten later zenuwachtig aan zijn slaapzak te plukken, onderwijl uit! uit! roepend waarna ik hem ofwel nog een fles geef ofwel daadwerkelijk uit bed haal. Ander voorbeeld: kondig ik aan dat we aan tafel gaan en zegt hij nee, dan probeer ik hem eerst zachthandig in zijn stoel te wurmen om vervolgens een dreigende explosie af te wenden door hem net zo snel weer in de speelhoek af te leveren waar zijn geliefde vrachtwagen op hem wacht.

 

“Waarom zou ik een bloedige disussie met een peuter riskeren?’’

En als ik net heb aangekondigd dat we bij een blokje om links gaan en hij rent rechts, verander ik subiet het routeplan want waarom zou ik een bloedige discussie met een peuter op straat riskeren. Fout fout fout, natuurlijk. Ik hoor opvoeddeskundigen al in koor roepen dat hij moet leren dat regels regels zijn, dat het hek van de dam is met dat gemakzuchtige gedoe van mij, dat kinderen duidelijkheid nodig hebben en heel ongelukkig worden als ze altijd hun zin krijgen. Hoewel ik laatst wel las dat begrijpende, meebewegende ouders zorgen voor geluk bij een kind, dus sindsdien noem ik mezelf empathisch in plaats van gemakzuchtig maar het komt op hetzelfde neer.

 

Stuk gezelliger

Gelukkig ben ik niet de enige die graag voor de makkelijke weg kiest. De negenjarige dochter van mijn vriendin Inge kreeg onlangs een mobiele telefoon, hoewel Inge eigenlijk vindt dat dat onder de twaalf jaar onzin is. “Maar ik werd gek van het gedonder erover. ‘Ik ben de sukkel van de klas, mam.’ ‘Nu kan ik niet WhatsApp’en met de juf, mam.’ Allemaal onzin en dat ze hem voor de veiligheid nodig heeft, zoals mijn moeder behulpzaam suggereerde, is ook niet waar. Die telefoon is er alleen maar gekomen omdat ik geen zin had in die discussie erover. Vind ik slecht van mezelf, maar het is nu wel een stuk gezelliger.”

Gezelligheid, dat is vaak ook de reden dat ik toegeef, of meebeweeg, of hoe je het ook wilt noemen. Ik zie gewoon niet in waarom ik een strijd aan zou gaan over een boterham met smeerkaas. Negen van de tien keer gaat die zo naar binnen, de tiende keer raap ik de boterham van de grond en strooi er hagelslag overheen. Probleem opgelost.

 

Gebeurt vaker: mensen met een mening

Laatst waren we uit eten. Casper wenste zijn pasta in zijn oor te stoppen. Ik probeerde hem op andere gedachten te brengen, hij werd boos. Mijn oplossing: pasta weg, ijs erin, klaar. De serveerster kon haar verwondering niet verbergen. ‘Nou, dat gaat bij mij thuis anders’, mompelde ze, maar ik negeerde haar.

Het gebeurt vaker: mensen met een mening. De ‘dat hoeft de mijne niet te proberen’-varianten kan ik niet op twee handen tellen. Prima, fijn dat er perfecte kinderen en nog perfecter ouders bestaan. Ik ben dat zelf helaas niet.

Mijn vriendin Eva ook niet. Haar drie kinderen (6, 4 en 1) slapen allemaal bij haar in bed (“We wilden ze laatst naar hun eigen kamers verbannen, maar na twee nachten gehuil was ik wel weer klaar met dat plan”). De iPads van de tweeling (7) van vriendin Cato liggen altijd voor het grijpen (“En dan nog krijgen ze mijn telefoon als ze erom zeuren”) en de zoon (6) van collega Sara merkte laatst na het boodschappen doen verwonderd op dat hij “vandaag nog geen cadeautje had gehad”. Want meestal krijgt hij op z’n minst wel even dat Transformerspoppetje, aangezien het maar twee euro kost en hij dan zoet is in het winkelcentrum. 

 

Life sucks af en toe

Onlangs las ik in een artikel van een opvoeddeskundige dat kinderen die niet met teleurstelling leren omgaan, niet per se gelukkiger worden. Of eigenlijk: dat dat verwende pieperds worden die niet opgewassen zijn tegen de uitdagingen van het leven. Daar heb ik wel een tijdje over nagedacht, want ik wil natuurlijk geen diep ongelukkige volwassene afleveren die weliswaar naar hartenlust met broccoli heeft mogen smijten, maar nooit leerde dat life af en toe gewoon sucks. Sindsdien heb ik het papa-gaat-weg-en-ik-ben-heel-erg-zielig-ritueel toch maar afgeschaft. In het kort ging het zo: als de auto wegreed zonder Casper op de achterbank, wierp hij zich met veel vertoon van drama ter aarde, waarna ik het enorme euvel probeerde te verhelpen met zijn geliefde hobby ‘foto’s kijken’ (uiteraard op mijn telefoon) dan wel een paar Samson & Gert-koekjes, waarna de tranen snel gedroogd waren. Dat doen we niet meer. Nu is het ‘jammer dan’ en moet ik even de kiezen op elkaar doen bij het gepiep dat erop volgt. Maar dat is dan ook het enige ruggengraat-moment van de laatste tijd.

 

Urenlang met iPad in bad

Soms denk ik dat ik strenger moet worden, vaak als ik weer ergens een opgetrokken wenkbrauw heb gezien en me afvraag of ik het dan zo verkeerd doe. Moet ik Casper meer beperken omdat je nou eenmaal niet altijd maar kunt doen en krijgen wat je wil? Is het niet genoeg dat ik opvoeden vooral richt op grote thema’s als sociaal zijn, speelgoed opruimen en je babyzusje niet bewerken met een plastic trein, en liever niet te veel tijd en energie stop in minor details? Als ik nu niet paal en perk ga stellen, heb ik dan straks een puberanarchist over wie ik niks te vertellen heb? Die urenlang met de iPad in bad zit en bij binnenkomst in een supermarkt eerst krentenbollen naar binnen werkt alvorens lukraak attributen in een kinderwinkelwagentje te mikken die ik vervolgens stiekem opruim? (Uiteraard is dat laatste puur hypothetisch.)

Misschien wel. En misschien kan ik dat voorkomen door heel streng te zijn, maar uiteindelijk doe ik dat niet. Want uiteindelijk denk ik vaak: als hij 21 is, gooit hij vast geen vla naar de hond, dan rijdt hij niet met zijn loopfiets over de bank, dan eet hij smeerkaas zonder hagelslag. Of niet. Ook goed.

Dit artikel staat in Kek Mama 9-2016.