8 redenen waarom vakantie met kinderen echt anders is

28.07.2017 09:04
Beeld: Getty Beeld: Getty

Mariëtte (moeder van Casper van 3 en Nora van 1 jaar) kan er maar niet aan wennen: vakantie met kinderen. ”Je sjouwt je een breuk en leest niet één boek.” 

1. De bagage

Het was een paar jaar geleden, er was in geen velden of wegen een kind te bekennen (niet van mij, althans) en man en ik moesten op Schiphol met gezwinde spoed koffers herschikken wegens overgewicht. Dat herschikken betekende zoveel als het achterlaten van zeep en shampoo plus een paar schoenen. Hoe we het met z’n tweeën voor elkaar hadden gekregen meer dan vijftig kilo bagage mee te nemen voor drie weken Zuid-Afrika, is me tegenwoordig een raadsel. Ik blijk namelijk ook prima toe te kunnen met twee onderbroeken, een jurk en teenslippers, aangezien de rest van de beschikbare ruimte wordt ingenomen door kinderkleren, speelgoed en luiers. En zo kwam het dat wij afgelopen zomer met een dakkoffer (een dakkoffer, ja. Zo eentje waarvan ik ooit heb gezworen liever te sterven dan met zo’n ding te gaan rondrijden) richting zuiden vertrokken. De auto tot de nok toe volgestouwd en nog de helft vergeten. Ergens vroeg ik me af waar het precies was misgegaan, al werd die vraag al snel overstemd door de hoofdbrekende kwestie of we wel genoeg zwembadspeelgoed hadden meegenomen.

 

2. De reis

“De reis is onderdeel van de vakantie.” Zoiets riep ik – nog kinderloos – met grote regelmaat omdat ik geen hekel heb aan auto- dan wel vliegreizen en bovendien had geaccepteerd dat een uur of wat reizen nou eenmaal part of the deal is als je wat van de wereld wil zien of in de winter ergens in de tropische zon wil verpozen. Maar sinds ik eerst met een peuter en een baby op de achterbank een twee uur durende hel voor een veel te druk tolpoortje beleefde en onlangs diezelfde peuter en inmiddels dreumes op een ook nog eens vertraagde avondvlucht in slaap probeerde te krijgen ten koste van diverse gehoorbeschadigingen bij mijn medepassagiers, kijk ik hier een tikje anders tegenaan. De reis is een kwestie van survivallen, daarna begint de vakantie (min of meer).

 

3. De eindbestemming

Wellicht was ik een tikje verwend, maar vakantie, dat moest vroeger wel groot, groter, grootst. Op safari in Afrika, camperen door Australië, drie weken rondtrekken op Bali – dat werk. Zo ver mogelijk, met zon en het moest vooral niet te veel op thuis lijken. En o ja, er moest natuurlijk avontuur te beleven zijn. Tegenwoordig vind ik alles wat op minder dan vier uur vliegen ligt al geweldig, als het er maar mooi weer is, want slecht weer is uiteraard de hel als je hebt bedacht dat je kinderen zich gaan vermaken bij het zwembad of op het strand. Daarover gesproken: is er een ondiep bad dan wel een zee zonder al te veel golven, dan ben ik al blij. Is er bovendien ook nog een glijbaan, hoor je mij helemaal niet meer klagen. En andere kinderen. Om mee te spelen. Aangezien de les dat entertainment de sleutel tot alles is, inmiddels ernstig is doorgedrongen.

 

4. De accommodatie

Kijk, het maakte vroeger niet zoveel uit waar we sliepen, omdat dat precies was wat we er deden: slapen. Maar aangezien we nu meer tijd dan ons lief is doorbrengen in een hotelkamer/huisje/tent, doet het er ook daadwerkelijk toe dat die er een beetje appetijtelijk uitziet. Wij zijn namelijk niet gezegend met kinderen die je op elke strandstoel te slapen kunt leggen, omdat het er dan mee eindigt dat ze de strandstoel als trampoline gebruiken, waarna ze aan het eind van de middag instorten en veranderen in monsters. Het gevolg is dat een van ons de halve middag in de hotelkamer doorbrengt, omdat de kinderen om een of andere reden op vakantie rustig drie uur slapen en thuis met moeite drie kwartier.

 

5. De chaos

Als je, zoals ik, je huis uiterst logisch hebt ingericht zodat je de tijd dat je loopt te zoeken naar spullen tot een minimum beperkt, moet je op vakantie op z’n zachtst gezegd even bijstellen. Daar ben je namelijk de halve dag spullen aan het in- dan wel uitpakken, verplaatsen en opruimen. En op een of andere manier is er altijd iets kwijt. Meestal een speen of een sleutel. Bovendien kunnen de kinderen ineens overal bij, zodat ze opduiken met mijn onderbroek op hun hoofd, maar niet voordat ze de rest van mijn kleren in een grote bult op de grond hebben geparkeerd.

 

6. De ruzies

Van alle momenten om ruzie te maken, stond vakantie vroeger zo’n beetje onderaan het lijstje. Want: relaxed, geen stress, alle tijd. Helaas slaat bij mij de irritatie al toe als ik net een halfuur heb ingepakt voor de op zichzelf simpele dag aan het zwembad en er één zwembandje kwijt is. Hoewel hij hoogstwaarschijnlijk niet degene is die het heeft gebruikt, is mijn man wel degene die het dan moet ontgelden. Wat mij natuurlijk een heks maakt, maar andersom neemt hij het mij kwalijk als hij nog geen drie minuten op een stoel in het zonnetje kan zitten, dus we houden elkaar in evenwicht wanneer we op vakantie met kinderen zijn.

 

7. De ontsnappingen

Er bestaan natuurlijk ook brave kinderen die de halve dag zoet op een stoeltje blijven zitten of zandkastelen bouwen, maar helaas ben ik gezegend met twee leden van het nogal onderzoekende soort. Onlangs waren we op Lanzarote alwaar Casper ongeveer zeventien keer per dag de kuierlatten nam, er één keer tien man hotelpersoneel naar hem zocht en we serieus overwogen hem aan een riempje te doen.

 

8. De vermoeidheid

Feitelijk zouden vaders en moeders meer wettelijke vakantiedagen moeten hebben, aangezien vakantie met kleine kinderen en tot rust komen twee dingen zijn die net zo bij elkaar horen als de A2 en lekker doorrijden op donderdagmiddag in de regen: je dénkt dat het een logische combinatie is, tot je het eens uitprobeert. De kinderen zijn – als ze de leeftijd hebben dat ze vrij makkelijk verzuipen in een zwembad – een dagbesteding op zichzelf. Ik had op mijn vorige vakantie heel naïef drie boeken bij me, voor één week. Ik weet zelf ook niet meer precies waarom.

Dit artikel staat in Kek Mama Zomerboek 2017